ABRvS, 25-01-2017, nr. 201503283/2/R2
ECLI:NL:RVS:2017:171
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
25-01-2017
- Zaaknummer
201503283/2/R2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:171, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 25‑01‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht; Wet ruimtelijke ordening
- Vindplaatsen
JOM 2017/124
OGR-Updates.nl 2017-0029
Uitspraak 25‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Bij tussenuitspraak van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1538, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak het daarin geconstateerde gebrek in het besluit van 10 februari 2015, kenmerk 4768330, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Euterpeplein 1 e.o.", te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
201503283/2/R2.
Datum uitspraak: 25 januari 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Amersfoort,
en
de raad van de gemeente Amersfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 1 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1538, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak het daarin geconstateerde gebrek in het besluit van 10 februari 2015, kenmerk 4768330, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Euterpeplein 1 e.o.", te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad op 30 augustus 2016 een nadere motivering van het besluit van 10 februari 2015 vastgesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellant] en anderen een zienswijze en een aanvulling daarop naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. De Afdeling heeft onder 17.4 van de tussenuitspraak overwogen dat in het akoestisch onderzoek naar de geluidhinder vanwege het inrichtingsgebonden verkeer van en naar de in het plan voorziene supermarkt, ten onrechte de geluidhinder wat betreft de Bachweg niet is bezien en dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan daarnaar ook anderszins geen onderzoek is gedaan. Het plan is dan ook in zoverre niet met de daarbij vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
De Afdeling heeft de raad de gelegenheid geboden een aanvullend akoestisch onderzoek over de geluidhinder vanwege het inrichtingsgebonden verkeer via de Bachweg over te leggen. De raad heeft daarvan gebruik gemaakt. In het aanvullend akoestisch rapport van 26 augustus 2015 (hierna: het aanvullend akoestisch rapport) staat dat voor het akoestisch effect van de verkeersaantrekkende werking van de supermarkt wordt aangesloten bij de toetsing aan het Bouwbesluit. Uit de rekenresultaten van het aanvullend akoestisch rapport blijkt dat ten gevolge van de verkeersaantrekkende werking van de voorziene supermarkt de toename in de geluidsbelasting ten opzichte van de bestaande situatie maximaal 3 dB bedraagt ter plaatse van de woningen aan de Bachweg 50 en 71 (voorzijde) en het Euterpeplein 13. De hoogst optredende geluidsbelasting bedraagt Lden 53 dB. Ter plaatse van de achterzijde van de woning Bachweg 71 bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste Lden 50 dB. Uitgaande van de in het Bouwbesluit aangegeven minimale karakteristieke gevelwering van 20 dB, wordt de in het Bouwbesluit opgenomen norm voor de binnenwaarde van Lden 33 dB in de geluidgevoelige woningen van derden niet overschreden, aldus het aanvullend akoestisch rapport.
[appellant] en anderen hebben zich op het standpunt gesteld dat het aanvullend akoestisch onderzoek niet de conclusie kan dragen dat de komst van de in het plan voorziene supermarkt niet leidt tot een onaanvaardbare toename van de geluidhinder ter plaatse van de Bachweg. Daartoe voeren zij aan dat ten onrechte op basis van het Bouwbesluit, de binnenwaarde in geluidgevoelige ruimten als toetsingscriterium wordt gehanteerd. Het Bouwbesluit heeft betrekking op nieuwbouw. De huizen aan de Bachweg kunnen volgens hen niet als zodanig worden gekwalificeerd, nu deze al decennia geleden zijn gebouwd. [appellant] en anderen betwisten voorts andere uitgangspunten van het aanvullend akoestisch rapport, zoals de in tabel 3.1 van het aanvullend akoestisch rapport opgenomen aantallen voertuigbewegingen in de bestaande situatie. Volgens hen is de geluidstoename in werkelijkheid hoger dan de raad met het aanvullend akoestisch rapport heeft voorgespiegeld.
Onder 17.9 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling overwogen dat bij het onderzoeken van de geluidsbelasting vanwege het verkeer van en naar een inrichting aansluiting kan worden gezocht bij de zogenoemde Schrikkelcirculaire. Het staat de raad evenwel vrij bij een ander toetsingskader aan te sluiten. Dit heeft de raad ook gedaan in het aanvullend akoestisch rapport, waarin een beoordeling is gegeven van het totaalgeluid van het verkeer. In navolging van het betoog van [appellant] en anderen, dat gelet op de huidige verkeerssituatie aan de Bachweg de raad in dit geval voor het bepalen van de geluidhinder ter plaatse van omliggende gebouwen moet uitgaan van de gecumuleerde geluidsbelasting en nu het door de raad overgelegde aanvullend akoestisch rapport een dergelijke beoordeling bevat, heeft de Afdeling overwogen dat in dit geval vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening de raad voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de in het plan voorziene ontwikkeling in redelijkheid dient uit te gaan van de geluidsbelasting van zowel het verkeer van en naar de voorziene supermarkt als het overige wegverkeer ter plaatse. Uit deze cumulatieve beoordeling in het aanvullend akoestisch rapport is de Afdeling gebleken dat ter plaatse van verscheidene gebouwen aan de Bachweg en het Euterpeplein de geluidsbelasting varieert tussen de Lden 50 dB en 53 dB. Desgevraagd heeft de raad verklaard dat dit hoger is dan de in de plantoelichting genoemde voorkeurswaarde van 50 dB(A), waarbij hij niet heeft kunnen aangeven waarop dit is gebaseerd en of dit betrekking had op de cumulatieve geluidsbelasting veroorzaakt door het verkeer ter plaatse van de omliggende gebouwen. De raad heeft ook anderszins niet gemotiveerd waarom een geluidsbelasting van ten hoogste Lden 53 dB ter plaatse van verscheidene gebouwen bij een afweging van alle betrokken belangen in dit geval ruimtelijk aanvaardbaar is. Dit betekent dat de raad niet heeft onderbouwd waarom de in het plan voorziene ontwikkeling niet leidt tot een onaanvaardbare toename van de geluidhinder ter plaatse van de omliggende gebouwen en daarmee in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Weliswaar heeft de raad uiteengezet dat, gelet op zowel de ingestelde blauwe zone in de omgeving als de omstandigheid dat in het aanvullend akoestisch rapport is uitgegaan van een worst case scenario, omdat in dat scenario ervan is uitgegaan dat (middel)zware voertuigen ook gebruik gaan maken van de in-/uitrit van het parkeerterrein via de Bachweg, de cumulatieve geluidsbelasting veroorzaakt door het verkeer in de toekomstige situatie minder belastend zal zijn dan uit het aanvullend akoestisch rapport blijkt, maar dit is de Afdeling niet uit een akoestisch rapport over cumulatieve geluidsbelasting van het totale verkeer gebleken. Naar het oordeel van de Afdeling is het bestreden besluit op dit punt dan ook niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.
2. Het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 10 februari 2015 is gelet op het vorenstaande gegrond. Het besluit dient in zoverre te worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). De Afdeling zal evenwel beoordelen of de rechtsgevolgen ervan in stand kunnen blijven en overweegt daartoe als volgt.
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na de verzending van de tussenuitspraak deugdelijk te motiveren waarom uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een cumulatieve geluidsbelasting van maximaal Lden 53 dB, veroorzaakt door zowel het verkeer van en naar de in het plan voorziene supermarkt als het overige verkeer, ter plaatse van de gevels van omliggende gebouwen gelegen aan de Bachweg en het Euterpeplein en de in-/uitrit ten behoeve van het achterliggende parkeerterrein, ruimtelijk aanvaardbaar is en te bezien of het bestreden besluit in het licht hiervan in stand kan blijven.
Het stond de raad voorts vrij om de akoestische situatie aldaar opnieuw te onderzoeken om zodoende na te gaan of, gelet op de ingestelde blauwe zone en de omstandigheid dat (middel)zware voertuigen geen gebruik gaan maken van de genoemde in-/uitrit, de geluidsbelasting, veroorzaakt door zowel het verkeer van en naar de supermarkt als het overige verkeer ter plaatse van de gevels van omliggende gebouwen gelegen aan de Bachweg en het Euterpeplein en deze in-/uitrit, de door hem van belang geachte voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet zal overschrijden.
4. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad op 30 augustus 2016 de motivering van het besluit van 10 februari 2015 aangevuld. Hierin heeft de raad gemotiveerd dat de in het aanvullend akoestisch onderzoek beoordeelde cumulatieve geluidsbelasting van maximaal Lden 53 dB, veroorzaakt door zowel het verkeer van en naar de in het plan voorziene supermarkt als het overige verkeer, ter plaatse van de gevels van omliggende gebouwen gelegen aan de Bachweg en het Euterpeplein en de in-/uitrit ten behoeve van het achterliggende parkeerterrein, en daarmee een overschrijding van de in de Schrikkelcirculaire opgenomen voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), ruimtelijk aanvaardbaar is. Hierbij neemt de raad in aanmerking dat de cumulatieve geluidsbelasting van maximaal Lden 53 dB ruimschoots blijft onder de maximumgrenswaarde van 65 dB(A) uit de Schrikkelcirculaire.
Daarnaast heeft de raad gebruik gemaakt van de in de tussenuitspraak geboden mogelijkheid om alsnog onderzoek te verrichten naar de akoestische situatie die het gevolg is van de inmiddels ingestelde blauwe zone en de omstandigheid dat (middel)zware voertuigen geen gebruik gaan maken van de genoemde in-/uitrit en na te gaan of gelet hierop de door de raad van belang geachte voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) niet zal worden overschreden. Nu uit dit akoestisch onderzoek van 21 juni 2016 volgt dat de cumulatieve geluidsbelasting in de beoogde toekomstige situatie op alle relevante beoordelingspunten maximaal Lden 48 dB bedraagt, wat overeenkomstig de vermelding in de op 30 augustus 2016 door de raad vastgestelde nadere motivering overeenkomt met 50 dB(A), en derhalve de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden, acht de raad de gevolgen van het
verkeer van en naar de in het plan voorziene supermarkt des te meer aanvaardbaar.
De raad stelt zich op het standpunt dat het plan geen onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat met zich brengt.
5. De Afdeling zal in het licht van het beroep van [appellant] en anderen allereerst bezien of de op 30 augustus 2016 door de raad gegeven aanvullende motivering dat een cumulatieve geluidsbelasting van maximaal Lden 53 dB, veroorzaakt door zowel het verkeer van en naar de in het plan voorziene supermarkt als het overige verkeer, ter plaatse van de gevels van omliggende gebouwen gelegen aan de Bachweg en het Euterpeplein en de in-/uitrit ten behoeve van het achterliggende parkeerterrein, in dit geval ruimtelijk aanvaardbaar is, deugdelijk is. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de zienswijze van [appellant] en anderen zich niet richt tegen deze aanvullende motivering, maar alleen betrekking heeft op het aanvullende akoestisch onderzoek van 21 juni 2016 naar de gevolgen voor de geluidsbelasting in de beoogde toekomstige situatie van de inmiddels ingestelde blauwe zone en de omstandigheid dat (middel)zware voertuigen geen gebruik gaan maken van de genoemde in-/uitrit.
6. Voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een cumulatieve geluidsbelasting van maximaal Lden 53 dB, veroorzaakt door zowel het verkeer van en naar de in het plan voorziene supermarkt als het overige verkeer, ter plaatse van de gevels van omliggende gebouwen gelegen aan de Bachweg en het Euterpeplein en de in-/uitrit ten behoeve van het achterliggende parkeerterrein, is de raad ervan uitgegaan dat al het verkeer van en naar de in het plan voorziene supermarkt op het parkeerterrein parkeert, en dat het bevoorradend verkeer voor de supermarkt eveneens gebruik zal maken van de in-/uitrit tussen de Bachweg en het parkeerterrein. Hiermee is uitgegaan van een zogenoemd worst case scenario met inachtneming van de maximale planologische mogelijkheden.
De raad staat op het standpunt dat zelfs met de zwaardere cumulatieve toets dan de gebruikelijke beoordeling van het inrichtingsgebonden verkeer aan de hand van de Schrikkelcirculaire, vrijwel op alle beoordelingspunten ter plaatse van de gevels van omliggende gebouwen gelegen aan de Bachweg en het Euterpeplein en de in-/uitrit ten behoeve van het achterliggende parkeerterrein wordt voldaan aan de waarde van Lden 50 dB en dat in de beoordeelde situatie ter plaatse van de gevels van drie woningen een geluidsbelasting van maximaal Lden 53 dB optreedt. Een dergelijke overschrijding ter plaatse van een beperkt aantal beoordelingspunten acht de raad ruimtelijk aanvaardbaar, omdat deze passend is binnen de in de Schrikkelcirculaire als aanvaardbaar genoemde bandbreedte van 50 - 65 dB(A) en wanneer daarbij de binnenwaarde voldoet aan de volgens het Bouwbesluit geldende norm van Lden 33 dB, deze beperkte overschrijding van de voorkeursgrenswaarde geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat. Hierbij heeft de raad in aanmerking genomen dat de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ruim onder de maximale waarde van 65 dB(A) ligt, deze overschrijding zich incidenteel en niet voortdurend zal voordoen en zich in elk geval later op de avond, wanneer de supermarkt gesloten is, niet zal voordoen.
7. Wat de toetsing aan het Bouwbesluit bij de beoordeling van de geluidsbelasting betreft overweegt de Afdeling naar aanleiding van wat [appellant] en anderen hierover betogen als volgt.
In het aanvullend akoestisch rapport, waaruit blijkt dat ter plaatse van de gevels van drie woningen een geluidsbelasting van maximaal Lden 53 dB optreedt, is een cumulatieve beoordeling gemaakt van het inrichtingsgebonden verkeer samen met het aanwezige verkeer, omdat de woningen in dit geval direct aan de Bachweg en de in-/uitrit naar de achterliggende parkeerplaats zijn gelegen. Omdat de Bachweg en de omliggende straten 30 km-wegen zijn, geldt voor deze situatie niet de Wet geluidhinder met de daarin opgenomen grenswaarden. In die situatie heeft de raad aangesloten bij een toetsing aan het Bouwbesluit, die een norm voor de binnenwaarde van geluidgevoelige ruimten kent van Lden 33 dB, uitgaande van een geluidwering van de gevel van minimaal 20 dB.
De Afdeling overweegt dat mag worden aangenomen dat de gevelwering van een normaal onderhouden woning ten minste 20 dB zal bedragen (vergelijk onder andere de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7571), hetgeen tevens het door het Bouwbesluit vereiste minimum is. Uit het aanvullend akoestisch rapport blijkt dat voor de betreffende woningen de in het Bouwbesluit gehanteerde maximum binnenwaarde van Lden 33 dB kan worden gewaarborgd. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (vergelijk onder andere de uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1941), mag een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van de Schrikkelcirculaire aanvaardbaar worden geacht, in geval door de gevelwering van minimaal 20 dB aan de maximaal toelaatbare binnenwaarde van het Bouwbesluit wordt voldaan. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de raad voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting op basis van het Bouwbesluit, de binnenwaarde in geluidgevoelige ruimten ten onrechte als toetsingscriterium heeft gehanteerd.
Het betoog van [appellant] en anderen faalt.
8. Voor zover [appellant] en anderen andere uitgangspunten van het aanvullend akoestisch rapport, zoals de in tabel 3.1 van het aanvullend akoestisch rapport opgenomen aantallen voertuigbewegingen in de bestaande situatie, betwisten en betogen dat volgens hen de geluidstoename in werkelijkheid hoger is dan de raad met verwijzing naar het aanvullend akoestisch rapport heeft betoogd, overweegt de Afdeling als volgt.
Zoals onder 10.2 van de tussenuitspraak is overwogen, bedraagt het aantal voertuigbewegingen als gevolg van de in het plan voorziene supermarkt gemiddeld 1.130 per etmaal. In het aanvullend akoestisch rapport is er voor de toename van het verkeer als gevolg van het parkeren op de achterliggende parkeerplaats van uitgegaan dat er ter plaatse van de in-/uitrit ten behoeve van het parkeerterrein 1.019 verkeersbewegingen per etmaal zullen zijn. Deze verkeersbewegingen zijn voor de wegvakken Mendelssohnstraat - Elgarstraat en Elgarstraat - inrit parkeerterrein en inrit parkeerterrein - Euterpeplein berekend. Uit het aanvullend akoestisch rapport volgt dat voor de berekening van de geluidsbelasting van de verkeersintensiteit in de bestaande situatie is uitgegaan van de geprognosticeerde verkeerscijfers in het akoestisch relevante jaar 2025, die zijn gebaseerd op verkeerscijfers van de gemeente Amersfoort. Voor zover hierbij, zoals [appellant] en anderen betogen, had moeten worden uitgegaan van een lager aantal verkeersbewegingen in de bestaande situatie, had dit tot de uitkomst kunnen leiden dat een lagere totale geluidsbelasting dan maximaal Lden 53 dB was berekend.
In hetgeen [appellant] en anderen betogen bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat in het aanvullend akoestisch rapport voor de verkeersintensiteit niet is uitgegaan van een representatieve situatie en op basis hiervan van een onjuiste berekening van de geluidsbelasting. Het geeft evenmin aanleiding voor het oordeel dat het aanvullend akoestisch rapport zodanige onjuistheden bevat of leemten in kennis vertoont dat de raad dit niet aan het besluit ten grondslag mocht leggen.
Het betoog van [appellant] en anderen faalt.
9. [appellant] en anderen hebben voor het overige gesteld noch onderbouwd dat de nadere motivering van de raad van 30 augustus 2016, wat de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een cumulatieve geluidsbelasting van maximaal Lden 53 dB betreft, ontoereikend is.
De Afdeling ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de door de raad gegeven nadere motivering, waarop het besluit van 10 februari 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Euterpeplein 1 e.o." berust, niet toereikend is.
De raad heeft zich onder verwijzing naar deze nadere motivering dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende gebouwen gelegen aan de Bachweg en het Euterpeplein en de in-/uitrit ten behoeve van het achterliggende parkeerterrein met zich brengt.
10. In het licht van het vorenstaande behoeft de vraag of en zo ja welke gevolgen de omstandigheid van de na de vaststelling van het bestemmingsplan ingestelde blauwe zone en de omstandigheid dat het bij de uitvoering van het bestemmingsplan niet de bedoeling is dat (middel)zware voertuigen gebruik gaan maken van de in-/uitrit tussen de Bachweg en het parkeerterrein voor de geluidsbelasting ter plaatse van de gevels van de beoordeelde gebouwen hebben, geen bespreking. De door [appellant] en anderen in hun zienswijze opgeworpen vragen over de representativiteit van de in het akoestisch rapport van 21 juni 2016 gehanteerde uitgangspunten en aannames en de door de raad in navolging van de bevindingen in dit akoestisch rapport getrokken conclusies, behoeven daarom evenmin bespreking.
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geheel in stand blijven.
12. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant] en anderen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Amersfoort van 10 februari 2015, kenmerk 4768330, waarbij het bestemmingsplan "Euterpeplein 1 e.o." is vastgesteld;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Amersfoort aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.
w.g. Van Ettekoven w.g. Plambeck
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2017
159.