Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 29 Door onderlinge maatschappijen, coöperaties, spaarinstellingen en soortgelijke instellingen uitgegeven kapitaalinstrumenten
Geldend
Geldend vanaf 28-06-2013
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2013, L 208).
- Bronpublicatie:
26-06-2013, PbEU 2013, L 176 (uitgifte: 27-06-2013, regelingnummer: 575/2013)
- Inwerkingtreding
28-06-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, PbEU 2013, L 176 (uitgifte: 27-06-2013, regelingnummer: 575/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Door onderlinge maatschappijen, coöperaties, spaarinstellingen en soortgelijke instellingen uitgegeven kapitaalinstrumenten worden uitsluitend als tier 1-kernkapitaalinstrumenten aangemerkt als er aan de voorwaarden van artikel 28 of, naar gelang het geval, van artikel 29 wordt voldaan.
2.
Wat de aflossing van de kapitaalinstrumenten betreft, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:
- a)
de instelling is in staat de aflossing van de instrumenten te weigeren, tenzij dit door het toepasselijke nationale recht verboden is;
- b)
indien het toepasselijke nationale recht de instelling verbiedt de aflossing van de instrumenten te weigeren, bieden de voor de instrumenten geldende bepalingen de instelling de mogelijkheid de aflossing ervan te beperken;
- c)
de weigering de instrumenten af te lossen of, in voorkomend geval, de beperking van de aflossing van de instrumenten, mag geen wanbetaling door de instelling vormen.
3.
De kapitaalinstrumenten mogen uitsluitend een maximum of een beperking op het maximumniveau van de uitkeringen bevatten wanneer dat maximum of die beperking in het toepasselijk nationaal recht of in de statuten van de instelling is vastgelegd.
4.
Indien de kapitaalinstrumenten de eigenaar ervan bij insolventie of liquidatie rechten verlenen op de reserves van de instelling die beperkt zijn tot de nominale waarde van de instrumenten, is een dergelijke beperking in dezelfde mate van toepassing op de houders van alle andere tier 1-kernkapitaalinstrumenten die door die instelling zijn uitgegeven.
De in de eerste alinea gestelde voorwaarde laat de mogelijkheid voor een onderlinge maatschappij, coöperatie, spaarinstelling of soortgelijke instelling onverlet om binnen het tier 1-kernkapitaal instrumenten te erkennen die de houder geen stemrechten verlenen en die aan beide onderstaande voorwaarden voldoen:
- a)
de vordering van de houders van de instrumenten zonder stemrechten bij de insolventie of liquidatie van de instelling is evenredig met het aandeel van de totale tier 1-kernkapitaalinstrumenten die door die instrumenten zonder stemrechten worden vertegenwoordigd;
- b)
de instrumenten worden anderszins als tier 1-kernkapitaalinstrumenten aangemerkt.
5.
Indien de kapitaalinstrumenten de eigenaar ervan bij insolventie of liquidatie een vaste of aan een maximum onderworpen vordering op de activa van de instelling verlenen, is een dergelijke beperking in dezelfde mate van toepassing op alle houders van alle tier 1-kernkapitaalinstrumenten die door die instelling zijn uitgegeven.
6.
De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de aard van de noodzakelijke beperkingen op aflossing indien het toepasselijke nationale recht de instelling verbiedt de aflossing van de instrumenten te weigeren.
De EBA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk 28 juli 2013 voor aan de Commissie.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.