Einde inhoudsopgave
Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 80 [Uitoefening rechten door ouders, voogd, etc.]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
03-04-2019, Stb. 2019, 141 (uitgifte: 12-04-2019, kamerstukken: 33844)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-10-2020, Stb. 2020, 456 (uitgifte: 18-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Justitiële jeugdinrichtingen
1.
De in de artikelen 18 en 19 alsmede hoofdstukken XII tot en met XV aan de jeugdige toegekende rechten kunnen, behoudens ingeval Onze Minister, de Medisch Adviseur onderscheidenlijk de beklag- of beroepscommissie, de beklagcommissie, bedoeld in hoofdstuk XIIIA, of de beroepscommissie, bedoeld in hoofdstuk XIVA of XIVB, van oordeel is dat zwaarwegende belangen van de jeugdige zich daartegen verzetten, mede worden uitgeoefend door diens ouders of voogd, stiefouder of pleegouders.
2.
De directeur draagt zorg dat de in het eerste lid genoemde personen bij binnenkomst van de jeugdige schriftelijk en voor zover mogelijk in een voor hem begrijpelijke taal op deze rechten opmerkzaam worden gemaakt.