Einde inhoudsopgave
Klimaatwet
Artikel 7 [Verzending klimaat- en energieverkenning en klimaatnota]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
02-07-2019, Stb. 2019, 253 (uitgifte: 10-07-2019, kamerstukken: 34534)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-07-2019, Stb. 2019, 254 (uitgifte: 10-07-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
Milieurecht / Algemeen
Energierecht / Algemeen
1.
Onze Minister zendt de klimaat- en energieverkenning op de vierde donderdag van oktober aan beide kamers der Staten-Generaal, tenzij deze datum valt in een periode waarin de Tweede Kamer der Staten-Generaal met reces is of wanneer deze datum een nationale feestdag is. In dat geval zendt Onze Minister de klimaat- en energieverkenning, na overleg met de voorzitters van beide kamers der Staten-Generaal, uiterlijk op 1 november van hetzelfde jaar aan beide kamers der Staten-Generaal.
2.
Onze Minister zendt gelijktijdig met de verzending van de klimaat- en energieverkenning de klimaatnota aan beide kamers der Staten-Generaal.
3.
De klimaatnota bevat:
- a.
het totaalbeeld van de realisatie van het klimaatbeleid zoals dit is opgenomen in het klimaatplan;
- b.
een weergave per Ministerie van de voornaamste aspecten van de realisatie van het klimaatbeleid;
- c.
een weergave van de gevolgen voor de departementale begrotingen van het klimaatbeleid;
- d.
de financiële gevolgen voor huishoudens, ondernemingen en overheden van significante ontwikkelingen in het klimaatbeleid die afwijken van het klimaatplan;
- e.
de wijze waarop de klimaat- en energieverkenning wordt betrokken bij de eerstvolgende herziening of de evaluatie van de voortgang van het klimaatplan, en
- f.
de rapportage over de voortgang van de uitvoering van het klimaatplan, bedoeld in artikel 4, tweede lid, als deze is uitgevoerd.
4.
De Afdeling advisering van de Raad van State wordt over de klimaatnota gehoord.