Rb. 's-Gravenhage, 30-06-2009, nr. 301923/FA RK 08-38
ECLI:NL:RBSGR:2009:BK1147
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
30-06-2009
- Zaaknummer
301923/FA RK 08-38
- LJN
BK1147
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2009:BK1147, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 30‑06‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 30‑06‑2009
Inhoudsindicatie
Eerste huwelijk man ontbonden door overlijden; Tweede huwelijk man ontbonden door echtscheiding. Thans: verdeling gemeenschap van goederen tweede huwelijk. Man heeft schuld aan kinderen eerste huwelijk, waarvoor hypthecaire zekerheid is verleend
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 08-38
Zaaknummer: 301923
Datum beschikking: 30 juni 2009
Scheiding
Beschikking op het op 3 januari 2008 ingekomen verzoek van:
[verzoeker],
de man,
wonende te [plaats A]
advocaat: mr. M.M. Klink te Waddinxveen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[mevrouw A]
de vrouw,
wonende te [plaats A]
advocaat: mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.
Procedure
Bij beschikking van 29 september 2008 van deze rechtbank en kamer is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is - kort gezegd - het voortgezet gebruik van de echtelijke woning van partijen aan de man toegekend, het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie afgewezen en de behandeling van en de beslissing op het verzoek tot verdeling van de gemeenschap van goederen aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen overleg met elkaar te voeren en stukken in het geding te brengen. Ook de beslissing inzake de proceskosten is aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- -
het faxbericht d.d. 12 januari 2009 van de zijde van de vrouw, met bijlagen;
- -
de brief d.d. 16 januari 2009 van de zijde van de man, met bijlagen;
- -
het faxbericht d.d. 12 februari 2009 van de zijde van de vrouw, met bijlagen;
- -
de brief d.d. 18 mei 2009 van de zijde van de man, met een bijlage.
Op 2 juni 2009 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: beide partijen, bijgestaan door hun advocaat.
Na de terechtzitting is het volgende stuk ontvangen:
- -
de brief d.d. 3 juni 2009 van de zijde van de man, met bijlagen.
Beoordeling
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, tenzij uit hetgeen hierna is aangegeven anders volgt.
De verdeling van de huwelijksgemeenschap
De rechtbank overweegt ten aanzien van de te hanteren peildata als volgt.
De man heeft ter terechtzitting d.d. 8 september 2008 voorgesteld om de datum van deze terechtzitting als peildatum voor de omvang en waardering te hanteren, maar de vrouw heeft daarmee destijds niet ingestemd. Met het voorstel van de vrouw ruim vier maanden later (in haar faxbericht d.d. 12 januari 2009) om alsnog deze peildatum te hanteren heeft de man niet ingestemd. Van een overeenstemming over deze peildatum is derhalve geen sprake.
In voormelde beschikking heeft de rechtbank reeds vermeld welke peildata zij zal hanteren indien partijen hierover geen overeenstemming bereiken. Dit zijn de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, te weten 15 januari 2009, als peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap en de datum van feitelijke verdeling als peildatum voor de waardering van de diverse goederen. De rechtbank zal hierna per goed bespreken van welke waarde wordt uitgegaan of, indien nodig, een peildatum voor de waardering vaststellen.
Tussen partijen staat vast dat tot de te verdelen gemeenschap de volgende goederen behoren:
- a.
de echtelijke woning te [plaats A]
- b.
twee op deze woning rustende hypothecaire geldleningen van ING;
- c.
vijf polissen van levens-/lijfrente-/studieverzekering;
- d.
Aegon Fundpensioen, polisnummer [P];
- e.
de inboedel;
- f.
de auto, Nissan, [kenteken];
- g.
de spaarloonrekening van de man bij Rabobank, rekeningnummer [Q].
Partijen zijn het erover eens dat de levensverzekering bij Centraal Beheer Achmea, nummer [R], niet tot de gemeenschap behoort omdat daarop de Wet Verevening Pensioenrechten van toepassing is.
Partijen verschillen van mening over de vraag of tot de te verdelen gemeenschap van goederen behoren:
- h.
een hypothecaire geldlening van de kinderen van de man;
- i.
een levensverzekering bij Eerste Hollandsche Verzekeringen/Generali, polisnummer [S] (waarbij de man verzekeringnemer en begunstigde is en [C], dochter van de man, de verzekerde);
- j.
een kapitaalrekening van de man;
- k.
bankrekeningen.
Partijen verschillen ten slotte nog van mening over de vraag of:
- l.
de man recht heeft op een vergoeding, omdat door hem onder uitsluitingsclausule geërfd geld aan de gemeenschap ten goede is gekomen;
- m.
er nog een verrekening tussen partijen dient plaats te vinden met betrekking tot belastingteruggaven.
- a.
de echtelijke woning te [plaats A]
De waarde van de woning, die aan de man dient te worden toegedeeld, is tussen partijen in geschil.
De woning is op 29 augustus 2007 getaxeerd op € 230.000,-. Omdat dit niet de waarde per de peildatum is, is ter terechtzitting d.d. 8 september 2008 besproken dat partijen zich zullen wenden tot van 't Hof Makelaardij BV te Waddinxveen teneinde een nieuwe taxatie te laten uitvoeren. De man heeft vervolgens een taxatierapport d.d. 12 januari 2009 in het geding gebracht, waaruit een waarde van de woning van € 205.000,- blijkt. De rechtbank is van oordeel dat deze waarde bij de verdeling dient te worden gehanteerd, nu de taxatie heeft plaatsgevonden zeer nabij de datum van de ontbinding van het huwelijk en door de door partijen overeengekomen taxateur.
De stelling van de vrouw dat de aanzienlijke daling van de waarde irreëel is, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het enkele feit dat de waarde thans is getaxeerd op € 25.000,- minder dan waarop deze anderhalf jaar geleden door een andere makelaar is getaxeerd, acht de rechtbank, mede gelet op de huidige economische omstandigheden, onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de taxatie van Van 't Hof Makelaardij.
Evenmin leiden de stellingen van de vrouw omtrent de wijze van totstandkoming van de taxatie tot een ander oordeel. Vaststaat dat de advocaat van de man bij brief d.d. 6 januari 2009 de advocaat van de vrouw op de hoogte heeft gesteld van de bezichtiging op maandag 12 januari 2009 op 10.30 uur en haar in de gelegenheid heeft gesteld hierbij aanwezig te zijn. De advocaat van de vrouw heeft erkend deze brief te hebben ontvangen en stelt deze te hebben doorgestuurd naar de vrouw. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat de vrouw niet bij de taxatie aanwezig was in de risicosfeer van de vrouw valt. De stelling van de vrouw dat zij van 5 januari tot en met 11 januari 2009 op vakantie was en op
- 12.
januari 2009, de dag van de taxatie, nog geen kennis had van de taxatiedatum kan daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af doen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het de vrouw sinds 8 september 2008 bekend was dat de taxatie moest worden verricht en dat het taxatierapport uiterlijk 19 januari 2009 aan de rechtbank moest worden overgelegd. Het had derhalve op de weg van de vrouw gelegen bij een vakantie van 5 tot en met 11 januari 2009 in overleg te treden met de man over de nog te verrichten taxatie. Bovendien is gebleken dat de vrouw op 11 januari 2009, de dag vóór de geplande bezichtiging, is thuisgekomen, zodat zij kennis had kunnen nemen van de geplande datum.
Nu de taxatie d.d. 12 januari 2009 zal worden gehanteerd ter bepaling van de waarde van de woning is de rechtbank van oordeel dat de taxatiekosten ad € 357,-, zoals door de man betaald, voor rekening van beide partijen dienen te komen bij helfte, zoals door de man verzocht.
De man heeft aangeboden de kosten van toedeling van de woning aan hem voor zijn rekening te nemen.
- b.
twee op de echtelijke woning rustende hypothecaire geldleningen van ING
Partijen zijn het erover eens dat op de woning twee hypothecaire geldleningen van ING rusten, één ad € 92.000,- en één ad € 25.000,- en dat deze aan man dienen te worden toegedeeld.
- c.
vijf polissen van levens-/lijfrente-/studieverzekering.
Het betreft:
- 1.
een levensverzekering bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering maatschappij N.V./ING Bank, polisnummer [T] (door de man in de stukken enkele malen per abuis aangeduid als nummer [U]);
- 2.
een lijfrenteverzekering bij Generali, polisnummer [V];
- 3.
een levensverzekering bij Nationale Nederlanden, polisnummer [W] (waarbij de vrouw verzekeringnemer en begunstigde is en [D] zoon van de vrouw, de verzekerde);
- 4.
een levensverzekering bij Nationale Nederlanden, polisnummer [X] (waarbij de vrouw verzekeringnemer en begunstigde is en [E] zoon van de vrouw, de verzekerde);
- 5.
een levensverzekering bij Avero, polisnummer [Y];
Ad 1
Uit de stukken blijkt dat deze verzekering in twee polissen van gelijke waarde is gesplitst, zoals de man stelt. De rechtbank zal de polissen die op naam van de vrouw en de man staan dienovereenkomstig verdelen zonder verrekening.
Ad 2
De vrouw heeft geen bezwaar tegen toedeling van deze verzekering aan de man, zoals door de man verzocht.
De man heeft verklaard dat hij voor deze verzekering premie betaalt en dat hij deze verzekering zal voortzetten. Gelet daarop acht de rechtbank het in het kader van de verdeling redelijk om uit te gaan van de contante waarde van deze verzekering zoals door de vrouw betoogd en niet van de afkoopwaarde zoals de man voorstaat.
De vrouw voert verweer tegen het verzoek van de man om bij de bepaling van de waarde rekening te houden met de belasting die hij te zijner tijd over de uitkering verschuldigd zal zijn, maar de rechtbank acht het redelijk bij de bepaling van de waarde met deze latente belastingclaim rekening te houden. Nu de hoogte hiervan thans nog niet bekend is, zal de rechtbank het belastingpercentage in redelijkheid bepalen en wel op 30%. De man dient derhalve aan de vrouw uit te keren de helft van de contante waarde van deze polissen per
15 januari 2009 - de rechtbank acht het redelijk in dit geval als peildatum de datum van ontbinding van het huwelijk te hanteren, omdat er voor deze verzekering premie wordt betaald - op welke waarde een latente belastingclaim van 30% in mindering wordt gebracht.
Ad 3
Vaststaat dat deze verzekering op de peildatum 15 januari 2009 tot de gemeenschap van goederen behoort. Uit de stukken blijkt dat [D] weliswaar bij deze verzekering de verzekerde is, maar dat de vrouw de verzekeringnemer en de eerste begunstigde is. De man heeft echter aangeboden geen aanspraak te maken op deze verzekering als de verzekering waarbij [C] de verzekerde is (zie punt i.) buiten de verdeling blijft. De rechtbank zal deze verzekering daarom aan de vrouw toedelen, zonder nadere verrekening.
Ad 4
Vaststaat dat deze verzekering op de peildatum 15 januari 2009 tot de gemeenschap van goederen behoort. Uit de stukken blijkt dat [E] weliswaar bij deze verzekering de verzekerde is, maar dat de vrouw de verzekeringnemer en de eerste begunstigde is. Deze verzekering dient derhalve verdeeld te worden. De rechtbank zal deze verzekering aan de vrouw als verzekeringnemer en eerste begunstigde toedelen. De vrouw dient aan de man de helft van de contante waarde per 15 januari 2009 (zie punt c ad 2 voor de motivering van deze peildatum) uit te keren.
Ad 5
Nu de man deze verzekering, bestaande uit een polis en een depot, zal voortzetten, zal de rechtbank deze aan de man toedelen, waarbij de man de helft van de contante waarde per
15 januari 2009 (zie punt c ad 2 voor de motivering van deze peildatum) aan de vrouw dient uit te keren. Deze waarde blijkt niet uit de overgelegde stukken, zodat deze nog door de man dient te worden opgevraagd.
- d.
Aegon Fundpensioen, polisnummer [P]
Partijen zijn het erover eens dat deze verzekering aan de man dient te worden toegedeeld. Beide partijen hebben zich op het standpunt gesteld dat van een afkoopwaarde van € 4.111,- moet worden uitgegaan. Tussen partijen is in geschil of rekening moet worden gehouden met een latente belastingclaim. Ook ten aanzien van deze verzekering acht de rechtbank het redelijk met een dergelijke claim van 30% rekening te houden, met dezelfde motivering als hiervoor onder punt ad 2 vermeld. De man dient derhalve aan de vrouw de helft van € 2.878,- (€ 4.111 - 30%) uit te keren, te weten € 1.439,-.
- e.
inboedel
De vrouw heeft in de stukken verzocht de inboedel te verdelen, in die zin dat zij de helft zal ontvangen en zij heeft aan de man verzocht de inboedel te specificeren. De man heeft verklaard dat de inboedel reeds is verdeeld, omdat de vrouw alles heeft meegenomen wat ze wilde hebben. Voorts heeft de vrouw volgens de man ook inboedelgoederen in haar nieuwe woning, waaromtrent ze niets specificeert.
Nu de vrouw de rechtbank geen enkel overzicht heeft verschaft van de omvang en waarde van de te verdelen inboedel kan de rechtbank geen verdeling van de inboedel tot stand brengen. Ter terechtzitting heeft de vrouw verklaard in ieder geval nog de volgende persoonlijke spullen te willen ontvangen: het bestek van haar moeder en het groot bestek in een doos op de kast, ganzenbeelden en drie bussen voor thee, suiker en koffie. De man heeft ermee ingestemd dat deze goederen aan de vrouw worden toegedeeld, zodat de rechtbank overeenkomstig zal beslissen. De vrouw heeft verklaard nog meer goederen te wensen, maar zij heeft deze ter zitting niet kunnen specificeren. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw daartoe genoegzaam in de gelegenheid is geweest en beschouwt de inboedel derhalve hiermee als verdeeld.
- f.
auto, Nissan, [kenteken]
Partijen zijn het erover eens dat deze auto aan de man dient te worden toegedeeld. De rechtbank zal een waarde hanteren van € 1.000,- conform het door de man overgelegde taxatierapport d.d. 14 januari 2009, nu de vrouw ter zitting heeft erkend dat op dit rapport vermelde schade van de auto al (ver) vóór de peildatum is veroorzaakt en partijen daar niets aan hebben laten doen.
- g.
de spaarloonrekening van de man bij Rabobank, rekeningnummer [Q]
De rechtbank zal deze rekening aan de man toedelen, nu dit tussen partijen niet in geschil is. De rechtbank acht het redelijk als peildatum voor de waardering 15 januari 2009 te hanteren. De rechtbank ziet geen reden voor het hanteren van een eerdere peildatum, zoals de man voorstaat. De vrouw heeft ingestemd met de door de man vermelde waarde van € 2.692,-. De man dient aan de vrouw de helft hiervan, derhalve € 1.346,- uit te keren.
- h.
een hypothecaire geldlening van de kinderen van de man
Vaststaat dat de man een schuld heeft aan zijn kinderen van € 19.839,- in totaal, vermeerderd met rente, voor welke schuld partijen aan deze kinderen hypothecaire zekerheid hebben gegeven op de echtelijke woning. De nalatenschap van de voormalige echtgenote van de man, mevr [F] (overleden op [datum] 1993) is op 3 juli 1996 verdeeld (na het huwelijk van partijen op 18 januari 1996). De kinderen van de man waren in de nalatenschap gerechtigd voor ƒ 43.719,40 totaal, oftewel € 19.839,-. Omdat de gehele nalatenschap echter aan de man is toegedeeld is er een schuld van de man aan zijn kinderen ontstaan ter hoogte van dit bedrag. In de akte van verdeling zijn de man en zijn kinderen hieromtrent overeengekomen dat de kinderen dit bedrag aan de man lenen, waarbij zij onder meer als voorwaarden zijn overeengekomen dat de man over dit bedrag een enkelvoudige rente is verschuldigd van 6% per jaar, ingegaan zijnde op de overlijdensdatum van mevrouw [F] en dat de man voor de nakoming van zijn verplichtingen zekerheid dient te stellen in de vorm van hypotheekrecht. De man en de vrouw hebben vervolgens tezamen een recht van hypotheek verleend aan de kinderen, met de echtelijke woning als onderpand.
In voormelde beschikking is de vrouw in de gelegenheid gesteld haar stelling dat deze schuld aan de man verknocht is nader te onderbouwen. De vrouw heeft - samengevat - naar voren gebracht dat van verknochtheid sprake is omdat het een schuld betreft met betrekking tot de nalatenschap van de voormalige echtgenote van de man en dat de vrouw niet aansprakelijk is voor deze schuld. Zij heeft weliswaar mede de hypotheek op de echtelijke woning verstrekt, maar dit betreft slechts het geven van zekerheid; alleen de man is de schuldenaar. De vrouw vergelijkt de situatie met de situatie dat de man de enig erfgenaam was geweest. De feitelijke situatie was volgens haar dan hetzelfde geweest. Daarnaast betoogt de vrouw dat de schuld op basis van de redelijkheid en billijk aan de man moet worden toegedeeld zonder verrekening.
De man voert gemotiveerd verweer tegen de stellingen van de vrouw. Het gaat hier volgens de man om een 'gewone' schuld die in de verdeling moet worden betrokken.
De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen sprake is van een schuld die op bijzondere wijze aan de man is verknocht in de zin van artikel 1:94 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Er is gezien vorenstaande vaststaande feiten geen sprake van een schuld gemaakt met betrekking tot een privé-goed van de man of een schuld van de nalatenschap van zijn voormalige echtgenote. Mogelijk is de lening wel gevoelsmatig gekoppeld aan de nalatenschap, maar juridisch gezien heeft de man tijdens het huwelijk een bedrag ontvangen van zijn kinderen/dat zijn kinderen toekwam en hij heeft daarvoor een leningsovereenkomst met hen gesloten. Dit geld is in de gemeenschap van goederen gevallen en de schuld valt ook in de gemeenschap van goederen. Het feit dat alleen de man de schuldenaar is, doet hierbij niet ter zake omdat de gemeenschap alle goederen en alle schulden van ieder der echtgenoten omvat. De vergelijking die de vrouw maakt met een situatie waarin de man enig erfgenaam zou zijn geweest doet naar het oordeel van de rechtbank niet ter zake.
Ten slotte heeft de vrouw niet dan wel onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat de schuld op grond van de redelijkheid en billijkheid geheel voor rekening van de man moet blijven.
De rechtbank zal deze schuld derhalve in de verdeling betrekken.
Tussen partijen is niet in geschil dat deze lening aan de man moet worden toegedeeld en dat deze lening € 19.839,- bedraagt. In de leningsovereenkomst is de man met zijn kinderen een enkelvoudige rente van 6% overeengekomen met als ingangsdatum de overlijdensdatum van mevrouw [F], zijnde [datum] 1993. De rechtbank acht door de vrouw onvoldoende onderbouwd dat met een dergelijke rente geen of per een latere ingangsdatum rekening moet worden gehouden. De rechtbank berekent de rente op € 18.305,15. De rechtbank houdt hierbij geen rekening met een belastingteruggave, nu deze rente niet aftrekbaar is voor de inkomstenbelasting. De totale in de verdeling te betrekken schuld bedraagt derhalve € 38.144,15. De vrouw dient de helft hiervan, € 19.072,05, aan de man te vergoeden.
- i.
een levensverzekering bij Eerste Hollandsche Verzekeringen/Generali, polisnummer [S]
Gebleken is dat deze verzekering vóór de ontbinding van het huwelijk reeds tot uitkering is gekomen. Op de peildatum behoorde deze verzekering derhalve niet meer tot de gemeenschap van goederen, zodat er in dit kader niets te verdelen valt.
- j.
een kapitaalrekening van de man
De vrouw wil dat er een kapitaalrekening van de man in de verdeling wordt betrokken, maar de man betwist een dergelijke rekening te hebben. Hij wijst er op dat in de aangifte inkomstenbelasting een dergelijke rekening niet wordt genoemd. Nu de vrouw haar verzoek vervolgens niet nader heeft geconcretiseerd, zal de rechtbank geen kapitaalrekening van de man in de verdeling betrekken.
- k.
bankrekeningen
De vrouw wenst nog (een) betaalrekening(en) van de man in de verdeling te betrekken. Zij heeft in haar faxbericht d.d. 12 januari 2009 gesteld dat de man heeft verzuimd het creditsaldo op een (en/of) girorekening, waarover de vrouw geen nadere gegevens heeft, in de verdeling te betrekken. De man wijst erop dat de vrouw ook niets heeft overgelegd omtrent haar eigen betaalrekening(en).
De rechtbank stelt vast dat geen der partijen de rechtbank een overzicht heeft verstrekt van alle tot de gemeenschap behorende bankrekeningen met de betreffende saldi per peildatum, althans per de mogelijke peildata. De vrouw heeft geen enkele inzage gegeven in de privé-rekeningen op haar naam. De rechtbank gaat in dit stadium van de procedure voorbij aan het aanbod van de vrouw om dit alsnog te doen. De vrouw is hier genoegzaam toe in de gelegenheid geweest. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank geen betaalrekeningen in de verdeling betrekken.
- l.
vergoeding wegens erfenis
Vaststaat dat de man van zijn voormalige echtgenote € 13.226,- heeft geërfd onder een uitsluitingsclausule. De man stelt dit bedrag te hebben besteed aan de aankoop van de gemeenschappelijke echtelijke woning en daardoor recht te hebben op een nominale vergoeding van voormeld bedrag vanuit de gemeenschap.
De vrouw betwist dat de man recht heeft op een nominale vergoeding wegens zijn erfdeel. Het geld is niet van de man privé en het geld is niet besteed aan de aankoop van de woning maar geconsumeerd, zodat er bij de verdeling geen rekening meer mee moet worden gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de vraag waaraan het geld is besteed niet beantwoord behoeft te worden. Zowel indien het standpunt van de man over de besteding van het geld wordt gevolgd als indien het standpunt van de vrouw daarover wordt gevolgd, moet geconcludeerd worden dat het geld in ieder geval niet aan privévermogen van de man ten goede is gekomen. Gelet daarop heeft de man naar het oordeel van de rechtbank onverkort een vergoedingsrecht op de gemeenschap. Indien er geen erfenis was geweest dan was voor de betaling van de kosten, waar thans de erfenis voor is aangewend, gemeenschapsgeld gebruikt of een lening afgesloten. Dit had ook geleid tot een vermindering van de activa van de gemeenschap. Het nominale bedrag van de erfenis dient dus aan de man vanuit de gemeenschap te worden terugbetaald.
- m.
verrekening met betrekking tot belastingteruggaven
De vrouw wenst verrekening van de door de man ontvangen teruggaven met betrekking tot de inkomstenbelasting 2006, 2007 en 2008.
De man stelt dat er geen sprake is van teruggaven met uitzondering van teruggaven in verband met de aftrek van de door hem betaalde partneralimentatie, welke ook voor hem bestemd zijn. De hypotheekrenteaftrek wordt maandelijks uitgekeerd.
De rechtbank ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding om de teruggaven als gevolg van de betaling van de voorlopige partneralimentatie, die zijn ontvangen vóór de peildatum, niet te verdelen. De partneralimentatie is door de man betaald en door de vrouw ontvangen en de rechtbank acht het in dit geval redelijk dat de daaraan verbonden consequenties voor rekening van de betreffende partij zijn en blijven. De rechtbank acht het daarnaast redelijk om de teruggave als gevolg van de hypotheekrente- en de alimentatiebetalingen op dezelfde wijze te behandelen, omdat bij de bepaling van de partneralimentatie met deze posten rekening is gehouden.
Resumerend:
De man dient aan de vrouw uit te keren: € 205.000,- (woning) minus € 117.000,- (hypotheken ING) minus € 357,- (taxatiekosten) plus € 1.439,- (Aegon Fundpensioen) plus € 1.000,- (auto) plus € 2.692,- (spaarloon) minus € 38.144,- (hypotheek kinderen) minus € 13.226,- (erfdeel man) gedeeld door twee, is € 20.702,-,
te vermeerderen met:
- -
de helft van de contante waarde per 15 januari 2009 minus een latente belastingclaim van 30% van voormelde lijfrenteverzekering bij Generali;
- -
de helft van de contante waarde per 15 januari 2009 van voormelde verzekering (polis en depot) bij Avero;
te verminderen met:
- -
de helft van de contante waarde per 15 januari 2009 van de levensverzekering bij Nationale Nederlanden, nummer [X].
De rechtbank zal, het voorgaande in aanmerking nemende, omtrent de verdeling beslissen als na te melden.
Kostenveroordeling
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap welke door de scheiding wordt ontbonden, als volgt vast:
- 1.
aan de man wordt toebedeeld:
- 1.1.
de echtelijke woning te [plaats A], alsmede de
op deze woning rustende hypothecaire geldleningen bij ING;
- 1.2.
de polis bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering maatschappij
N.V./ING Bank op zijn naam, polisnummer [T];
- 1.3.
de lijfrenteverzekering bij Generali, polisnummer [V];
- 1.4.
de levensverzekering bij Avero, polisnummer [Y];
- 1.5.
de verzekering Aegon Fundpensioen, polisnummer [P];
- 1.6.
de auto, Nissan, [kenteken];
- 1.7.
de spaarloonrekening van de man bij Rabobank, rekeningnummer
[Q];
- 1.8.
de hypothecaire geldlening van de kinderen van de man, zoals vermeld in de
akte van verdeling van de nalatenschap van mevrouw [F] d.d. 3 juli 1996;
- 2.
aan de vrouw wordt toebedeeld:
- 2.1.
de polis bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering maatschappij
N.V./ING Bank op haar naam, polisnummer [T];
- 2.2.
de levensverzekering bij Nationale Nederlanden, polisnummer [W];
- 2.3.
de levensverzekering bij Nationale Nederlanden, polisnummer [X];
- 2.4.
het bestek van de moeder van de vrouw, het groot bestek (in een doos op de
kast), de ganzenbeelden en drie bussen voor thee, suiker en koffie;
bepaalt dat de man, wegens overbedeling als gevolg van vorenstaande verdeling en wegens zijn nominale vergoedingsrecht op de gemeenschap zoals voormeld, aan de vrouw dient uit te keren een bedrag van € 20.702,-,
te vermeerderen met:
- -
de helft van de contante waarde per 15 januari 2009 minus een latente belastingclaim van 30% van voormelde lijfrenteverzekering bij Generali;
- -
de helft van de contante waarde per 15 januari 2009 van voormelde verzekering (polis en depot) bij Avero;
te verminderen met:
- -
de helft van de contante waarde per 15 januari 2009 van de levensverzekering bij Nationale Nederlanden, nummer [X].
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, bijgestaan door
mr. T.A.E. Scheers als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2009.