HR, 03-12-2013, nr. 13/00598
ECLI:NL:HR:2013:1576
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-12-2013
- Zaaknummer
13/00598
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1576, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2013; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1557, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:1557, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑11‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:1576, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑12‑2013
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Partij(en)
3 december 2013
Strafkamer
nr. 13/00598
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 januari 2013, nummer 23/002686-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Alkmaar, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 december 2013.
Conclusie 12‑11‑2013
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Nr. 13/00598 Zitting: 12 november 2013 | Mr. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het beroep in cassatie van verdachte heeft betrekking op een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 29 januari 2013.
2. Het middel berust op de stelling dat het bewijs van het bewezenverklaarde feit uitsluitend of in beslissende mate berust op de verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Gelet op de ook voor het bewijs gebezigde verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 4] is dit niet juist. Het middel mist derhalve feitelijke grondslag.
3. De aangevoerde klachten rechtvaardigen geen behandeling in cassatie, omdat de klachten – zoals het voorgaande volgt – klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG