Uitvoeringswet E.G.-verordening inzake het Gemeenschapsmerk
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2002
- Bronpublicatie:
06-12-2001, Stb. 2001, 584 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken: 27878)
- Inwerkingtreding
01-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2001, Stb. 2001, 621 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
Wet van 26 maart 1998 tot uitvoering van de verordening van de Raad van de Europese Unie inzake het Gemeenschapsmerk betreffende de aanwijzing van de nationale autoriteit voor het exequatur en de bevoegde rechtbank
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat op grond van artikel 82, tweede lid, van de verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (PbEG 1994, L11), een nationale autoriteit voor het exequatur moet worden aangewezen en op grond van artikel 91 van die verordening een zo gering mogelijk aantal rechterlijke instanties moet worden aangewezen voor het beslechten van geschillen inzake inbreuk en geldigheid van Gemeenschapsmerken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: