Rb. Groningen, 24-08-1999, nr. 99/14 R
ECLI:NL:RBGRO:1999:AF0378
- Instantie
Rechtbank Groningen
- Datum
24-08-1999
- Zaaknummer
99/14 R
- LJN
AF0378
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGRO:1999:AF0378, Uitspraak, Rechtbank Groningen, 24‑08‑1999; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHLEE:1999:AE9979
Uitspraak 24‑08‑1999
Inhoudsindicatie
Tussentijdse beëindiging vanwege onttrekking gelden aan de boedel, ondanks waarschuwingen.
Arrondissementsrechtbank te Groningen,
Eerste enkelvoudige kamer
Bij vonnis van deze kamer van 2 maart 1999 is de definitieve schuldsanering uitgesproken ten aanzien van:
- X.,
geboren op... te ..., wonende te P.,
hierna te noemen "de schuldenaar"
De rechter-commissaris heeft een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsanering te beëindigen. De schuldenaar is opgeroepen ten einde te worden gehoord ter terechtzitting van 24 augustus 1999.
Als grond voor de beëindiging is aangevoerd:
dat de schuldenaar niet te goeder trouw is en zich niet aan de regels van de Wsnp houdt, terwijl hij deze regels kende, en hem verder door de bewindvoerder duidelijk is gemaakt wat de consequenties van overtreding van deze regels zouden kunnen zijn.
De schuldenaar is ter terechtzitting van 24 augustus 1999 verschenen, evenals de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft onder meer verklaard: dat de schuldenaar een bankrekening van het bedrijf Y. gevestigd te Q., onder zijn beheer heeft, waarvan hij de bewindvoerder niet op de hoogte heeft gebracht:
dat hij waarschijnlijk nog werkzaamheden voor dit bedrijf uitoefent;
dat de schuldenaar voorts beschikt over een aandeel in een bedrijf genaamd Z., waarvan de bewindvoerder ook geen weet had, en voorts dat blij een op zijn rekening ontvangen bedrag van het GAK ten bedrage van f. 22.865,57 zonder medeweten van de bewindvoerder heeft overgemaakt op de bankrekening van zijn vriendin.
De schuldenaar heeft deze stellingen deels betwist en deels erkend. Voorzover hij die stellingen heeft erkend, heeft hij daarover met de bewindvoerder gesproken en een verklaring gegeven.
Hij is van mening dat hij alles heeft uitgelegd aan de bewindvoerder en dat het voornamelijk terug te voeren is tot een communicatieve stoornis. In de toekomst zal zich een dergelijke situatie niet meer voordoen.
De rechtbank is van oordeel, dat -ondanks de verklaring van de schuldenaar achteraf- het verzoek behoort te worden toegewezen. Naar moet worden aangenomen is aan de schuldenaar vooraf en bij de aanvraag tot toelating van de wettelijke schuldsanering meegedeeld welke de op de schuldenaar rustende verplichtingen zijn. Tot die mogelijkheden behoort een ongeclausuleerde informatie met betrekking tot de financiële en maatschappelijke omstandigheden. Op grond van de door de bewindvoerder aangegeven omstandigheden moet de rechtbank constateren dat na het toelaten tot de schuldsanering de bewindvoerder werd geconfronteerd met o.a. een ontbrekende schuld bij de ABN/AMRO ten bedrage van fl 4.252,28 en de aanwezigheid van een aandeel in een bedrijf. Het niet tijdig informeren van één en ander is in strijd met het bepaalde in artikel 350, lid 3 aanhef en onder c Faillissementswet.
Gepaard gaande met de handelingen van de schuldenaar met betrekking tot een ontvangen bedrag van het GAK is de rechtbank van oordeel, dat er aanleiding is de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Op grond van artikel 150, lid 5 van de Faillissementswet verkeert de schuldenaar van rechtswege in staat van faillissement.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties kunnen niet uit de boedel worden voldaan en komen dus ten laste van de Staat.
Beslissing
De rechtbank:
beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling en benoemt in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris mr. J.P. Evenhuis, en stelt tot curator aan mr. J. Hielk wonende/gevestigd te Lorentzpark 20 A, 9351 VJ Leek;
stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op fl 300,- (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting);
bepaalt dat de kosten van de in de Faillissementswet bevolen publicaties ten laste van de Staat komen;
geeft last aan voornoemde curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Gewezen door mr J.P, Evenhuis, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 augustus 1999 in tegenwoordigheid van de griffier.