NJB 2016/406:‘Telefoonabonnement inclusief toestel’. Prejudiciële procedure. Vervolg op HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1385, NJ 2015/477 (Lindorff vs. Statia)). HR: 1. Dwingend recht. De wet vereist dat in de overeenkomst niet wordt volstaan met de bepaling van een all-in prijs, maar dat de prijs voor de telefoon afzonderlijk wordt bepaald. 2. Ambtshalve rechterlijke taak. Indien het ‘telefoonabonnement inclusief toestel’ een kredietovereenkomst of een koop op afbetaling inhoudt, dient de rechter ambtshalve te beoordelen of aan de wettelijke eis is voldaan, ook in verstekzaken, na de verschenen partij(en) in de gelegenheid te hebben gesteld zich uit te laten. 3. Redelijkheid en billijkheid. Als regel is vernietiging van een ‘telefoonabonnement inclusief toestel’ niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. 4. Teruggaveverplichting. De consument is verplicht het toestel terug te geven, in beginsel in de staat waarin het zich op het moment van de teruggave bevindt, met dien verstande dat vanaf het moment dat aan de consument duidelijk is gemaakt dat hij verplicht is tot teruggave, hij aansprakelijk is voor waardevermindering wegens gebrek aan zorg. Indien de consument het toestel niet teruggeeft, is hij verplicht tot waardevergoeding. In de regel is een ingebrekestelling vereist. De aanbieder heeft ook een teruggaveverplichting. 5. Oneerlijk beding. Het beding waarbij een all-in prijs is bepaald, is in de regel een kernbeding. In dat geval komt de rechter niet toe aan de toets of het beding oneerlijk of onredelijk bezwarend is