Rb. Haarlem, 03-08-2011, nr. F. 183277
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR4253
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
03-08-2011
- Zaaknummer
F. 183277
- LJN
BR4253
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2011:BR4253, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 03‑08‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JOR 2011/353
Uitspraak 03‑08‑2011
Inhoudsindicatie
art. 611e Rv - Faillissementsaanvraag afgewezen wegens ontbreken redelijk belang. Aanvraag slechts gebaseerd op verbeurde dwangsommen.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
Rekestnummer: F. 183277
Uitspraak: 3 augustus 2011
Op 8 juli 2011 is ingekomen het verzoekschrift, met bijlagen van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER B.V., gevestigd te [plaats],
verzoekster,
advocaat mr. A.E. Veerman te Leiden,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] HOLDING B.V. te [plaats],
verweerster,
advocaat mr. M.F.H. van Delft te Leusden.
1. De procedure
1.1.
De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal van verhoor, die als hier ingevoegd dient te worden beschouwd.
2. De beoordeling
2.1.
Verzoekster legt aan haar faillissementsaanvrage ten grondslag dat zij een opeisbare vordering op verweerster heeft uit hoofde van verbeurde dwangsommen tot een bedrag van EUR 411.894,61. Daarnaast zijn bewijzen van twee steunvorderingen overgelegd.
2.2.
Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd en er onder meer op gewezen dat in artikel 611e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) is bepaald dat verbeurde dwangsommen niet ter verificatie in een faillissement kunnen worden ingediend, hetgeen meebrengt dat een faillissementsaanvrage niet (louter) kan worden gebaseerd op een vordering ter zake van verbeurde dwangsommen. Daarbij heeft verweerster verwezen naar vaste jurisprudentie, waaronder HR 20 september 1996, NJ 1997, 640.
2.3.
Dit verweer slaagt. Vaste rechtspraak is dat een aanvrager van een faillissement daarbij een redelijk belang moet hebben. In genoemd arrest is vastgesteld dat een faillissementsaanvrage in verband met het bepaalde in artikel 611e Rv en het vereiste van het redelijk belang niet enkel kan worden gebaseerd op een vordering ter zake van verbeurde dwangsommen. Bedoelde wetsbepaling staat er echter volgens de Hoge Raad niet aan in de weg dat een dergelijke vordering door de aanvrager naast andere vorderingen ten grondslag wordt gelegd aan de stelling dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, en verzet zich er evenmin tegen dat een dergelijke vordering door de aanvrager wordt gebezigd als steunvordering. Dat laatste is hier niet aan de orde en verzoekster heeft ter zitting met betrekking tot de hoofdvordering weliswaar opgemerkt dat betaling een ruim begrip is en dat ook het niet leveren van de aandelen op geld waardeerbaar is, maar zij heeft de vordering tot het leveren van de aandelen –waarover in hoger beroep binnenkort verder wordt geprocedeerd- niet aan haar aanvraag ten grondslag gelegd. De aanvraag is slechts gebaseerd op de verbeurde dwangsommen. Voorts is niet in te zien dat het belang bij faillietverklaring dat de advocaat van verzoekster ter zitting heeft genoemd, namelijk dat verzoekster door het niet leveren van de aandelen geen financiering kan verkrijgen, kan worden gediend door een faillissement van verweerster. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat verzoekster geen redelijk belang heeft bij het faillissementsverzoek, zodat dit moet worden afgewezen. De overige verweren kunnen bij deze uitkomst onbesproken blijven.
3. De beslissing
De rechtbank
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven op 3 augustus 2011 door mr. M.A.C. Hofman, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier.