NJ 1929, p. 1498
Meineedlge verklaring in een strafzaak afgelegd ten nadeele v. d. beklaagde. Belofte i. pl. v. eed afgelegd.
HR 24-06-1929, ECLI:NL:HR:1929:171
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 juni 1929
- Magistraten
Mrs. Jhr. de Savornin Lohman, Jhr. Feith, Taverne, Van Dijck, Kranenburg.
- Zaaknummer
[24061929/NJ_1929,_p._1498]
- Conclusie
Conclusie van den Procureur-Generaal.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS102091:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1929:171, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑06‑1929
- Wetingang
Essentie
Meineedlge verklaring in een strafzaak afgelegd ten nadeele v. d. beklaagde. Belofte i. pl. v. eed afgelegd.
Samenvatting
Het bewijs van de verzwarende omstandigheid van art. 207, tweede lid, Sr., dat de valsche verklaring onder eede in een strafzaak is afgelegd in een strafzaak ten nadeele van beklaagde, is niet alleen aangenomen op de ver
klaring van den verdachte zelf, dat hij de verklaring ten nadeele van beklaagden heeft afgelegd, doch het aanwezig zijn van die omstandigheid blijkt ten duidelijkste uit den inhoud der afgelegde verklaring. De eisch, dat de verklaring inderdaad een. voor den beklaagde nadeelige uitwerking ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.