NJ 1915, p. 1205
HR, 25-10-1915
HR 25-10-1915, ECLI:NL:HR:1915:75
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
25 oktober 1915
- Magistraten
Voorzitter: Mr. A. M. B. Hanlo. Raden: Mrs. S. Gratama, H. M. A. Savelberg, Jhr. Rh. Feith en L. E. Visser.
- Zaaknummer
[25101915/NJ_1915,_p._1205]
- Conclusie
Mr. Besier
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS97814:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1915:75, Uitspraak, Hoge Raad, 25‑10‑1915
- Wetingang
(Sr art. 355-380.)
Samenvatting
Zoowel aan de bewering in het middel vervat, als zou slechts op eene getuigenis zijn „rechtgedaan", als aan de nader bij pleidooi ontwikkelde stelling, als zou alleen aan de verklaring van den getuige van Z. het bewijs van beklaagde's daderschap zijn ontleend, ontbreekt feitelijken grondslag.
De aanwijzingen, aan welke het bewijs van het ten laste gelegde is ontleend, steunen op bewijsmiddelen genoemd in art. 407 Sv. en alzoo niet op aanwijzingen, zooals in het tweede cassatiemiddel wordt beweerd.
Het Hof heeft uit het bepaalde in art. 2 onder q van het K. B. van 6 Juni 1900 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.