Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 03-09-1981
- Bronpublicatie:
18-12-1979, Trb. 1981, 61 (uitgifte: 11-04-1981, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
03-09-1981
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-09-1991, Trb. 1991, 134 (uitgifte: 13-09-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht / Grondrechten
1.
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, houden rekening met de bijzondere problemen waarvoor vrouwen op het platteland worden gesteld en met de belangrijke rol die zij spelen bij het economisch voortbestaan van hun gezin, met inbegrip van hun werk in de niet door geld beheerste sectoren van de economie, en nemen alle passende maatregelen om de toepassing te verzekeren van het bepaalde in dit Verdrag ten aanzien van vrouwen in plattelandsgebieden.
2.
De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, nemen alle passende maatregelen om discriminatie jegens de vrouw in plattelandsgebieden uit te bannen, ten einde te verzekeren dat vrouwen op basis van gelijkheid van mannen en vrouwen, deel nemen aan en voordeel genieten van de ontwikkeling van het platteland, en in het bijzonder garanderen zij zodanige vrouwen het recht:
- (a)
deel te nemen aan de uitwerking en uitvoering van ontwikkelingsplanning op alle niveaus;
- (b)
te kunnen beschikken over toereikende faciliteiten op het gebied van de gezondheidszorg, met inbegrip van informatie, advies en dienstverlening op het gebied van geboortenregeling;
- (c)
rechtstreeks voordeel te genieten van programma's voor sociale zekerheid;
- (d)
alle soorten zowel officiële, als onofficiële opleiding en vorming te ontvangen, met inbegrip van die welke verband houden met het kunnen lezen en schrijven toegespitst op de praktijk zowel als gebruik te kunnen maken van alle gemeenschapsdiensten en diensten op voorlichtingsgebied, onder andere ten einde hun technische vaardigheden te vergroten;
- (e)
zelfhulpgroepen en samenwerkingsverbanden te stichten, ten einde te bereiken dat zij gebruik kunnen maken van gelijke mogelijkheden op economisch gebied door middel van arbeid in dienstverband of arbeid voor eigen rekening;
- (f)
deel te nemen aan alle gemeenschapsactiviteiten;
- (g)
te kunnen beschikken over landbouwkrediet en landbouwleningen, faciliteiten voor de afzet van hun produkten, de nodige technologie en gelijke behandeling bij land- en landbouwhervormingen alsook bij programma's voor herindeling van landbouwgrond;
- (h)
onder behoorlijke omstandigheden te leven, in het bijzonder wat huisvesting, sanitaire voorzieningen, elektriciteits- en watervoorziening, vervoer en verbindingen betreft.