RI 2018/11
Boedelschuld. Is omzetbelasting die door onderhandse executoriale verkoop van voorraden aan particulieren tijdens faillissement door pandhouder is geïncasseerd en behouden een boedelschuld in dat faillissement?
HR 15-12-2017, ECLI:NL:HR:2017:3149
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 december 2017
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/03203
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS928006:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:3149, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑12‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:1257, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑11‑2017
- Wetingang
Art. 182 Fw; art. 3:250, 3:251 lid 2 BW
Essentie
Boedelschuld. Omzetbelasting.
Is de omzetbelasting die door onderhandse executoriale verkoop van de voorraden aan particulieren tijdens het faillissement door de pandhouder is geïncasseerd en behouden een boedelschuld in dat faillissement?
Samenvatting
De gefailleerde vennootschappen zijn gefinancierd door Rabobank U.A. De bank verkreeg tot zekerheid van de verplichtingen van de vennootschappen (onder meer) een pandrecht op voorraden. Kort voor het faillissement hebben de vennootschappen en Rabobank, ter zake de voorraden, een overeenkomst tot afwijkende wijze van verkoop in de zin van art. 3:251 lid 2 BW gesloten. Na het faillissement hebben de curator en Rabobank afspraken gemaakt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.