Einde inhoudsopgave
Instellingswet Bijstandkorps burgerlijke rijksambtenaren bestemd voor dienst in Nederlands-Nieuw-Guinea
Artikel 19
Geldend
Geldend vanaf 25-09-1962
- Bronpublicatie:
25-05-1962, Stb. 1962, 196 (uitgifte: 12-06-1962, kamerstukken: 6502 )
- Inwerkingtreding
25-09-1962
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-09-1962, Stb. 1962, 360 (uitgifte: 01-01-1962, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Krachtens deze wet wordt slechts pensioen toegekend aan degene, die op de dag, waarop het recht op pensioen ontstaat, Nederlander is.
2.
Een krachtens deze wet toegekend pensioen vervalt indien de gepensioneerde niet langer Nederlander is.
3.
In geval van toepassing van het tweede lid van artikel 3 kan krachtens deze wet niettemin ook pensioen worden toegekend aan het gewezen lid van het Bijstandkorps, dat op de dag, waarop het recht op pensioen ontstaat, dezelfde nationaliteit bezit als bij zijn aanstelling tot lid van het Bijstandkorps, alsmede aan de nabestaanden van een overleden lid of gewezen lid van het Bijstandkorps, die op die dag dezelfde nationaliteit bezitten als dat lid of gewezen lid bij aanstelling tot lid van het Bijstandkorps bezat.
4.
In geval van toepassing van het derde lid vervalt een krachtens deze wet toegekend pensioen, indien de gepensioneerde niet langer de in dat lid bedoelde nationaliteit bezit, tenzij de belanghebbende Nederlander is geworden.
5.
Onze Minister kan in overeenstemming met Onze Ministers van Financiën en van Sociale Zaken en Volksgezondheid in bijzondere gevallen bepalen, dat het recht op toekenning van een pensioen of het recht op een toegekend pensioen gehandhaafd blijft na wijziging in nationaliteit.
6.
Voor de toepassing van dit artikel wordt statenloosheid als een vreemde nationaliteit aangemerkt.