Het bestreden arrest dateert van 8 april 2008, terwijl de cassatiedagvaarding op 3 juni 2008 is uitgebracht (art. 402 lid 2 jo 339 lid 2 Rv).
HR, 04-09-2009, nr. 08/02734
ECLI:NL:HR:2009:BI5911
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
04-09-2009
- Zaaknummer
08/02734
- Conclusie
Mr. Keus
- LJN
BI5911
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BI5911, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑09‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI5911
ECLI:NL:PHR:2009:BI5911, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑05‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI5911
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 04‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Verbintenissenrecht, koop aandelen? 81 RO
4 september 2009
Eerste Kamer
08/02734
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A. van der Hansz,
t e g e n
WFN BEHEER EN MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Goedereede,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en WFN.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 24 mei 2007 WFN gedagvaard voor de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam en gevorderd, kort gezegd, WFN te veroordelen om 50% van de aandelen in de Wave & Wings Group (Holland) B.V. (voorheen genaamd Hondero B.V.) aan [eiser] af te geven.
WFN heeft de vordering bestreden.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 5 juli 2007 de vordering afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 8 april 2008 heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
WFN heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van WFN begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 september 2009.
Conclusie 15‑05‑2009
Mr. Keus
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Eiser]
eiser tot cassatie
tegen
WFN Beheer en Management B.V.
(hierna: WFN)
verweerster in cassatie
1.
In deze zaak — waarin [eiser] in kort geding vordert dat WFN meewerkt aan ‘afgifte’ aan hem van aandelen in de besloten vennootschap Wave & Wings Group (Holland) B.V. (voorheen genaamd Hondero B.V.) — kunnen de aangevoerde middelen niet tot cassatie leiden, terwijl het cassatieberoep niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Ik volsta daarom met een verkorte conclusie.
2.
Voor de feiten verwijs ik naar de — in cassatie niet bestreden — rov. 2.1–2.7 van het arrest van hof 's‑Gravenhage van 8 april 2008 (waarin naar rov. 2 van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2007 wordt verwezen).
3.
Het hof heeft — samengevat — geoordeeld dat [eiser] ook in hoger beroep in het geheel niet heeft onderbouwd dat hij in februari 2004 50% van de aandelen in Hondero B.V. heeft gekocht (en daarnaast een optie op de andere 50% heeft verkregen). Volgens het hof volgt uit de als productie 1 bij de appeldagvaarding overgelegde akte niet dat de door [eiser] op of omstreeks 16 februari en 3 september 2004 aan WFN overgemaakte bedragen zijn betaald ter voldoening van een koopsom voor door [eiser] gekochte aandelen, en evenmin dat WFN niet bevoegd was op 1 december 2004 aandelen aan Bedo Heritage B.V. te verkopen. [Eiser] heeft naar het oordeel van het hof nog altijd geen verklaring gegeven voor het feit dat de door WFN in eerste aanleg overgelegde ‘afstandsverklaring optierecht’ van 1 december 2004 (waarin [eiser] afstand doet van het door hem op 26 februari 2004 verkregen recht om 50% van het aandelenkapitaal in Hondero B.V. op te eisen) met zijn stellingen in strijd is. Een nadere onderbouwing had volgens het hof te meer van [eiser] mogen worden verwacht, nu het oordeel van de voorzieningenrechter mede is gebaseerd op de in de pleitnotities van WFN onder 2.7 en 2.8 gegeven beschrijving van de achtergrond van de verklaringen van 26 februari en 1 december 2004, welke beschrijving [eiser] niet weerspreekt (rov. 3.2). Naar het oordeel van het hof wordt in de door [eiser] als productie 2 bij de appeldagvaarding overgelegde correspondentie met notaris [betrokkene 1], anders dan [eiser] aanvoert, door de notaris niet bevestigd dat [eiser] een optierecht had op de resterende 50% van de aandelen, maar slechts weergegeven hetgeen de notaris leest in een hem eerder namens [eiser] gezonden e-mailbericht (rov. 3.4). Het hof heeft de afwijzing van de vordering van [eiser] bekrachtigd.
4.
[Eiser] heeft tijdig1. cassatieberoep ingesteld. Hij heeft twee middelen van cassatie voorgesteld. Het eerste middel richt zich tegen rov. 3.2 van het bestreden arrest, het tweede middel tegen rov. 3.4. WFN heeft geconcludeerd tot verwerping. Beide partijen hebben de zaak schriftelijk toegelicht, waarna [eiser] heeft gerepliceerd.
5.
Middel 1 betoogt dat het hof aan de toelichting op grief I een onbegrijpelijke uitleg heeft gegeven. Het middel stelt dat het hof had moeten begrijpen dat [eiser] zijn aandelen niet voor € 1,- verkoopt, terwijl hij € 62.500,- voor deze aandelen aan WFN heeft betaald. Voorts stelt het middel dat WFN de koop van de aandelen in haar pleitnotities heeft erkend en richt het motiveringsklachten tegen de uitleg door het hof van de verklaringen van 26 februari en 1 december 2004. Het middel betoogt dat uit de eerste verklaring volgt dat de aandelen in Hondero B.V. door [eiser] zijn betaald, dat niemand anders op levering van de aandelen aanspraak kon maken en dat WFN niet bevoegd was de aandelen van [eiser] (zonder zijn volmacht) aan Bedo Heritage B.V. te verkopen. Volgens het middel vordert [eiser] in dit kort geding de teruggave van zijn aandelen en niet de aandelen waarop een optie zou rusten. De afstandsverklaring van 1 december 2004 sluit, nog steeds volgens het middel, niet bij de verklaring van 26 februari 2004 aan.
6.
Ik stel voorop dat de uitleg van stellingen, producties en wilsverklaringen van partijen aan de feitenrechter is voorbehouden2.. Daarbij komt dat de rechter in kort geding zijn uitspraak niet zo uitvoerig behoeft te motiveren als de bodemrechter3..
Volgens het hof heeft [eiser] in het geheel niet onderbouwd dat hij in februari 2004 50% van de aandelen in Hondero B.V. heeft gekocht (en daarnaast een optie heeft verkregen op de andere 50% van de aandelen). Uit de akte van 26 februari 2004 volgt naar het oordeel van het hof noch dat [eiser] heeft betaald voor door hem gekochte aandelen, noch dat WFN niet bevoegd was op 1 december 2004 aandelen aan Bedo Heritage B.V. te verkopen. Dit oordeel is geenszins onbegrijpelijk. De stellingen van [eiser] vinden geen steun in de tekst van de verklaring van 26 februari 2004. Evenmin is er sprake van dat — zoals het middel stelt — WFN de koop van de aandelen in haar pleitnotities heeft erkend; WFN heeft wel de betalingen erkend, maar heeft betwist dat zij waren bedoeld als koopsom voor door [eiser] van WFN gekochte aandelen in Hondero B.V. (pleitnotities eerste aanleg onder 2.1).
Dat niet voor de hand lag dat [eiser] zijn aandelen voor € 1,- verkoopt, terwijl hij daarvoor € 62.500,- aan WFN heeft betaald, is in de feitelijke instanties niet aangevoerd. Het argument treft overigens hoe dan ook geen doel, nu [eiser] volgens het hof niet heeft onderbouwd dat hij de litigieuze aandelen in februari 2004 überhaupt had gekocht.
Het hof heeft verwezen naar de tekst van de ‘afstandsverklaring optierecht’ van 1 december 2004, waarin wordt vermeld dat [eiser] ‘op 26 februari 2004 het recht heeft verkregen om (…) 50% van het (…) aandelenkapitaal in Hondero B.V. (…) op (te) eisen’, en heeft geoordeeld dat de tekst van de afstandsverklaring bij de verklaring van 26 februari 2004 aansluit. Ook dat oordeel is, gelet op de tekst van laatstgenoemde verklaring, niet onbegrijpelijk.
7.
Middel 2 klaagt over een onbegrijpelijke lezing van de verklaring van notaris [betrokkene 1] in rov. 3.4. Volgens het middel is de notaris van mening dat de verklaring van 1 december 2004 inhoudt dat [eiser] afstand doet van zijn recht 50% van de aandelen in Hondero B.V. te verkrijgen. [Eiser] baseert zijn vordering echter niet op dat optierecht, maar vordert afgifte van zijn aandelen.
8.
De lezing van het hof is niet onbegrijpelijk. De correspondentie met notaris [betrokkene 1] bevat slechts een weergave van wat de notaris leest in de afstandsverklaring, tegen de achtergrond van de informatie (over de beweerde koop van aandelen) die [eiser] hem heeft verstrekt. Dat van zodanige koop kan worden uitgegaan, is door het hof al in rov. 3.2 verworpen.
9.
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 15‑05‑2009
HR 8 mei 2009, LJN: BH1191, rov. 6.2; HR 14 november 2008, NJ 2008, 588, rov. 3.5.4; HR 31 oktober 2008, RvdW 2008, 985, rov. 3.4; HR 27 juni 2008, NJ 2008, 476, rov. 3.4; HR 13 juni 2008, NJ 2008, 338, rov. 3.3.4, Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen, Cassatie in burgerlijke zaken (2005), nrs. 103, 107–108, 121 en 169, en W.D.H. Asser, Civiele Cassatie (2003), p. 49–50.
W.D.H. Asser, a.w., p. 42.