Hof Amsterdam, 16-12-2015, nr. 23-000433-15
ECLI:NL:GHAMS:2015:5213
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
16-12-2015
- Zaaknummer
23-000433-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2015:5213, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑12‑2015; (Hoger beroep)
Uitspraak 16‑12‑2015
Inhoudsindicatie
DNA-materiaal op verplaatsbare voorwerpen levert geen wettig en overtuigend bewijs op dat de verdachte de inbraak daadwerkelijk heeft (mede)gepleegd.
parketnummer: 23-000433-15
datum uitspraak: 16 december 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2015 in de strafzaak onder parketnummer
13-701054-15 tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] , (geboorteplaats onbekend),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
adres: [adres] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 december 2015 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:hij op of omstreeks 9 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (elektrische) tandenborstel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Kruidvat (filliaal Jan van Galenstraat), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:hij op of omstreeks 16 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen en/of een ander, althans alleen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan de Vlaardingenlaan) heeft weggenomen
- een laptop (merk: Toshiba) en/of
- een of meer geldbedrag(en) en/of
- een of meer camera's en/of
- een harde schijf en/of
- een fijnzaag en/of
- een heater en/of
- een beitelset en/of
- een tacker en/of
- een decoupeerzaag en/of
- raambediening en/of
- een laser en/of
- een pijpensnijder en/of
- een of meer koffiecups (merk: Nespresso) en/of
- koperleidingwerk,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Crmconnectors Solutions en/of Ruitenheer en/of Gulden Projekt Groningen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door braak op en/of verbreking van een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van voornoemd bedijfspand.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Uit de stukken in het dossier leidt het hof af dat tijdens het sporenonderzoek in het bedrijfspand aan de Vlaardingenlaan 1 in Amsterdam, alwaar op 16 maart 2014 een inbraak heeft plaatsgevonden, DNA-materiaal van de verdachte is aangetroffen op een peuk (van de grond in de wc op de tweede verdieping) en op een coca cola flesje (op een bureau in spreekkamer 2). Die aanwijzingen, wat daarvan ook zij, volstaan niet voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Hieruit volgt immers niet buiten enige twijfel dat de verdachte op het moment van de inbraak in het pand is geweest en derhalve evenmin dat hij de desbetreffende inbraak ook daadwerkelijk heeft (mede)gepleegd. Nu geen ander (direct) bewijs voorhanden is dat redengevend is voor de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde, zal het hof de verdachte daarvan vrijspreken.
Nu het hof de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde zal vrijspreken, behoeven de overige door de raadsvrouw gevoerde verweren geen bespreking, omdat daarbij geen belang meer is.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 januari 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (elektrische) tandenborstel, toebehorende aan het Kruidvat, filiaal Jan van Galenstraat.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
Het hof neemt over uit het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep ten aanzien van feit 1 de bewijsmiddelen 1 en 2.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van tien weken met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 286,22 onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit waarvan de getroffen ondernemer naast financieel nadeel veelal hinder en overlast ondervindt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 november 2015 is hij eerder ter zake van een soortgelijk strafbaar feit onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van na te noemen gevangenisstraf passend en geboden. Deze straf is lager dan door de advocaat-generaal gevorderd, reeds omdat het hof de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijspreekt.
Vordering van de benadeelde partij [BP]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.310,02. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 286,22. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 2 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [BP]
Verklaart de benadeelde partij [BP] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. A.E.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 december 2015.