Rb. Noord-Holland, 21-10-2013, nr. HAA 13/2274, 13/2278
ECLI:NL:RBNHO:2013:11548
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
21-10-2013
- Zaaknummer
HAA 13/2274, 13/2278
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2013:11548, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 21‑10‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑10‑2013
Inhoudsindicatie
Auto niet ter beschikking gesteld aan werknemers. De enkele constatering dat de auto zakelijk is gebruikt brengt niet met zich mee dat de auto aan de werknemers ter beschikking is gesteld.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 13/2274 tot en met AWB 13/2278
Uitspraakdatum: 21 oktober 2013
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de gedingen tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: A.J. Nieuwenhout MB,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, Amsterdam, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 27 december 2012 voor het jaar 2007 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 3.752. Gelijktijdig heeft verweerder bij beschikkingen een boete van € 1.877 opgelegd en € 608 aan heffingsrente in rekening gebracht. (AWB 13/2274)
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 28 december 2012 voor het jaar 2008 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 12.801. Gelijktijdig heeft verweerder bij beschikkingen een boete van € 6.400 opgelegd en € 1.416 aan heffingsrente in rekening gebracht. (AWB 13/2275)
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 28 december 2012 voor het jaar 2009 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 12.801. Gelijktijdig heeft verweerder bij beschikkingen een boete van € 6.400 opgelegd en € 979 aan heffingsrente in rekening gebracht. (AWB 13/2276)
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 28 december 2012 voor het jaar 2010 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 12.801. Gelijktijdig heeft verweerder bij beschikkingen een boete van € 6.400 opgelegd en € 659 aan heffingsrente in rekening gebracht. (AWB 13/2277)
Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 28 december 2012 voor het jaar 2011 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 8.534. Gelijktijdig heeft verweerder bij beschikkingen een boete van € 4.267 opgelegd en € 210 aan heffingsrente in rekening gebracht. (AWB 13/2278)
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 19 maart 2013 de naheffingsaanslagen en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroepen ingesteld. Verweerder heeft op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2013. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar directeur en enig aandeelhouder [A] en haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen E.I. van Dompselaar, mr. drs. W. Garritsen en mr. E.L. Visser.
Feiten
Eiseres is een houdstermaatschappij en staat aan het hoofd van een groep van vennootschappen die zich bezig houdt met beheer, bemiddeling, exploitatie, handel en ontwikkeling van vastgoed.
Op 15 juni 2012 is een onderzoek bij eiseres gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen met betrekking tot de regeling privégebruik auto over het tijdvak januari 2007 tot en met december 2011. Tijdens het onderzoek waren bij de onderneming van eiseres drie werknemers in dienst.
In onderhavige jaren stond op naam van eiseres onder meer een auto van het merk [MERK], kenteken [kenteken] (hierna: de auto) geregistreerd. De cataloguswaarde van de auto is € [BEDRAG]. De auto is in onderhavige jaren zakelijk gebruikt. Met de auto is 79.714 kilometers gereden. Ter zake van de auto is geen privégebruik aangegeven.
Verweerder heeft vervolgens de naheffingsaanslagen en vergrijpboetes aan eiseres opgelegd.
Geschil en beoordeling
1.
In geschil is of eiseres de auto aan haar werknemers ter beschikking heeft gesteld in de zin van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB 1964), hetgeen verweerder stelt doch eiseres bestrijdt.
2.
Op grond van artikel 13bis van de Wet LB 1964 (tekst 2007 tot en met 2011) wordt op jaarbasis een percentage van de waarde van de auto als voordeel in aanmerking genomen indien aan een werknemer ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.
3.
Wat betreft de vraag op wie de bewijslast rust dat de auto ter beschikking is gesteld, heeft de Hoge Raad in zijn uitspraak van 13 augustus 2010 nr. 08.03782, LJN: BN3831 het volgende overwogen:
“(…)
De inspecteur dient aannemelijk te maken dat de auto aan de betrokken belastingplichtige ter beschikking was gesteld. Indien de inspecteur daarin slaagt, geldt ingevolge artikel 3.145, lid 1, Wet IB het vermoeden dat die auto ook voor privédoeleinden ter beschikking stond. Dit vermoeden houdt stand tenzij de belastingplichtige doet blijken dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 km voor privédoeleinden is aangewend. (…)”
Deze bewijslastverdeling heeft eveneens te gelden bij artikel 13bis Wet LB 1964, dat artikel 3.145, eerste lid, van de Wet IB 2001 (vervallen) heeft vervangen. Anders dan verweerder kennelijk veronderstelt, staat de vraag of een auto ter beschikking is gesteld los van de (vervolg)vraag of een auto wel of niet als een onder artikel 13bis, vijfde lid, van de wet LB 1964 genoemde bestelauto kan worden aangemerkt.
4.
Niet in geschil is dat de auto door de werknemers van eiseres is gebruikt voor werkzaamheden die verband hielden met de onderneming van eiseres. Anders dan verweerder betoogt is de rechtbank van oordeel dat de enkele constatering van zakelijk gebruik van de auto door de werknemers van eiseres op zichzelf nog niet met zich brengt dat de auto door eiseres aan die werknemers ter beschikking is gesteld. De omstandigheid dat eiseres, als zijnde rechtspersoon, niet in die hoedanigheid gebruik kan maken van de auto, rechtvaardigt die conclusie niet. Uit het weergegeven arrest volgt slechts dat, indien de inspecteur erin slaagt te bewijzen dat de auto aan de betrokkenen ter beschikking is gesteld, het vermoeden geldt dat die auto ook voor privédoeleinden ter beschikking stond.
5.
Verweerder heeft met hetgeen hij in dit verband heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat eiseres de auto aan haar werknemers ter beschikking heeft gesteld. Vooropgesteld moet worden dat – nu de stellingen van eiseres op dit punt niet dan wel onvoldoende zijn weersproken door verweerder – de auto nimmer door werknemers van eiseres voor woon-werkverkeer is gebruikt, dat de auto bij het kantoor van eiseres achter een afgesloten hek stond geparkeerd en dat de sleutels van de auto in een kluisje op kantoor werden bewaard bij de sleutels van (bouw)projecten van eiseres. Verweerder heeft erop gewezen dat de auto in de onderhavige jaren in totaal 12 keer in weekeinden dan wel op ongebruikelijk late tijdstippen op de weg is gesignaleerd. Eiseres heeft voor elke signalering aangeven dat de auto werd gebruikt in het kader van haar onderneming. Uit genoemde signaleringen in weekenden en op ongebruikelijke tijdstippen volgt niet dat de auto aan de werknemers van eiseres ter beschikking is gesteld.
6.
Gelet op het voorstaande zijn de naheffingsaanslagen en de vergrijpboetes ten onrechte opgelegd. De rechtbank zal de beroepen dan ook gegrond verklaren.
7.
De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres heeft verzocht om verweerder te veroordelen in de werkelijke proceskosten. Ingevolge artikel 2, derde lid, van het Besluit kan op grond van bijzondere omstandigheden van de hiervoor gegeven berekening van de te vergoeden proceskosten worden afgeweken. Voor een toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit is grond indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een (de) daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (zie Hoge Raad 13 april 2007, nr. 41 235, BNB 2007/260). Ook in andere gevallen kan aanleiding bestaan om, alle (bijzondere) omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, af te wijken van de forfaitaire bedragen van het Besluit, bijvoorbeeld omdat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld (vgl. Hoge Raad, 4 februari 2011, nr. 09/02123, BNB 2011/103).
8.
De rechtbank is niet aannemelijk geworden dat ten tijde van de uitspraak op bezwaar duidelijk was dat de onderhavige aanslag geen stand zou houden in een daaropvolgende beroepsprocedure. Van (in verregaande mate) onzorgvuldig handelen van verweerder is in de gegeven omstandigheden evenmin sprake. Tot aan deze beroepsprocedure hield partijen verdeeld het antwoord op de vraag of de auto ter beschikking was gesteld aan de werknemers van eiseres. Het door verweerder ingenomen standpunt is niet dermate onpleitbaar dat moet worden gesproken van een bijzondere omstandigheid in voornoemde zin.
9.
Bij deze stand van zaken is tussen partijen niet in geschil dat eiseres recht heeft op een forfaitaire proceskostenvergoeding op basis van het Besluit voor zowel het bezwaar als het beroep. De rechtbank stelt de vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.121 (2 punten met een waarde van elk € 235 voor het indienen van een bezwaarschrift c.q. het verschijnen op de hoorzitting, 2 punten met een waarde van elk € 472 voor het indienen van een beroepschrift c.q. het verschijnen op de zitting en een wegingsfactor van 1,5 voor 4 samenhangende zaken). Overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gesteld noch gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart de beroepen gegrond;
- -
vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- -
vernietigt de naheffingaanslagen, de vergrijpboetes en de beschikkingen heffingsrente;
- -
veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 2.121, en
- -
gelast verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A. Fase, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. C. Lambeck, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2013.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 -
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.