NJB 2015/2068
Geen specialis-generalis-verhouding art. 282a lid 1 Sr t.o.v. art. 282 lid 1 Sr: onjuist is de opvatting dat eerstgenoemde bepaling zich ten opzichte van de laatstgenoemde bepaling verhoudt als een bijzondere tot een algemene strafbepaling in die zin dat in een geval als het onderhavige uitsluitend eerstgenoemde bepaling mag worden toegepast
HR 10-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3256
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 november 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
14/04310
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3256, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑11‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2239, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑09‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑03‑2015
- Wetingang
Essentie
Geen specialis-generalis-verhouding art. 282a lid 1 Sr t.o.v. art. 282 lid 1 Sr: onjuist is de opvatting dat eerstgenoemde bepaling zich ten opzichte van de laatstgenoemde bepaling verhoudt als een bijzondere tot een algemene strafbepaling in die zin dat in een geval als het onderhavige uitsluitend eerstgenoemde bepaling mag worden toegepast
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – (feit 1, Primair) ‘poging tot doodslag’ en (feit 2) ‘opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven’. Wat betreft feit 2 is door het Hof bewezen verklaard dat verdachte: ‘opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.