Einde inhoudsopgave
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.124 [Niet-aaneensluitend verblijf]
Geldend
Geldend vanaf 12-06-2024
- Bronpublicatie:
03-06-2024, Stb. 2024, 150 (uitgifte: 11-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
12-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-06-2024, Stb. 2024, 150 (uitgifte: 11-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
1.
De aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen wordt niet op grond van artikel 45b, tweede lid, onder a, van de Wet afgewezen om reden dat het rechtmatig verblijf, bedoeld in artikel 8 onder a tot en met e of l, van de Wet niet vijf jaren aaneensluitend is geweest, indien:
- a.
de aanvraag is ingediend door een meerderjarige vreemdeling die:
- 1°
voor het negentiende levensjaar tien jaren rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a toe en met e of l, van de Wet, heeft gehad en wiens aanvraag is ontvangen voor het negenentwintigste levensjaar, of
- 2°
voor het negentiende levensjaar vijf jaren rechtmatig in Nederland heeft verbleven als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e of l, van de Wet, en voor wie Nederland naar het oordeel van Onze Minister het meest aangewezen land is;
- b.
de vreemdeling niet het hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst.
2.
De aanvraag wordt niet op grond van artikel 45b, tweede lid, onder a of b, van de Wet afgewezen, indien de vreemdeling:
- a.
buiten Nederland heeft verbleven in verband met beroepsmatige detachering in een andere lidstaat van de Europese Unie;
- b.
als langdurig ingezetene houder is geweest van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen en die vergunning heeft verloren wegens:
- 1°
verblijf voor studie of beroepsopleiding in een andere lidstaat van de Europese Unie, zonder in die staat de status van EU-langdurig ingezetene te hebben verworven, indien de aanvraag wordt gedaan binnen zes maanden na beëindiging van die studie of opleiding, dan wel de verblijfstitel in die staat,
- 2°
verblijf buiten het grondgebied van de Europese Unie gedurende een aaneengesloten periode van tenminste twaalf maanden, indien de aanvraag wordt gedaan binnen twaalf maanden na het onherroepelijk worden van het verlies, of
- 3°
verwerving van de status van langdurig ingezetene in een andere lidstaat van de Europese Unie, indien de aanvraag wordt gedaan binnen twaalf maanden na het onherroepelijk worden van het verlies;
- c.
vijf jaar legaal en ononderbroken op het grondgebied van de Europese Unie verblijft als houder van een Europese blauwe kaart, een nationale verblijfsvergunning voor een hooggekwalificeerde baan, een vergunning als onderzoeker of, waar passend, een toelating als student overeenkomstig artikel 4, tweede lid, tweede alinea, van richtlijn langdurig ingezetenen of als persoon die internationale bescherming geniet op het grondgebied van de lidstaten onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de aanvraag ten minste twaalf achtereenvolgende maanden als houder van een Europese blauwe kaart in een andere lidstaat van de Europese Unie en ten minste twee achtereenvolgende jaren direct voorafgaande aan de aanvraag als houder van een door Onze Minister afgegeven Europese blauwe kaart in Nederland heeft verbleven, waarbij perioden van afwezigheid van het grondgebied van Nederland geen onderbreking vormen van de termijn van vijf jaar, indien zij minder dan twaalf achtereenvolgende maanden beslaan en niet langer dan achttien maanden hebben geduurd;
- d.
als houder van een Europese blauwe kaart in de periode van vijf jaar niet langer dan twaalf achtereenvolgende maanden en in totaal niet langer dan achttien maanden buiten Nederland heeft verbleven.
3.
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, wordt bij de berekening van het tijdvak van vijf jaar buiten beschouwing gelaten het gedeelte van het verblijf buiten Nederland, dat tien maanden in totaal of bij aaneengesloten verblijf buiten Nederland zes maanden te boven gaat.