Hof 's-Gravenhage, 09-12-2009, nr. 200.045.691-01
ECLI:NL:GHSGR:2009:BK9860
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
09-12-2009
- Zaaknummer
200.045.691-01
- LJN
BK9860
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2009:BK9860, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 09‑12‑2009; (Hoger beroep)
Uitspraak 09‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Gesloten jeugdzorg; in casu wordt - alsnog - voldaan aan de formele vereisten; niettegenstaande de nog relatief korte duur waarin de betrokkene nog van de behandeling zal kunnen profiteren wordt de beslissing van de kinderrechter toch bekrachtigd.
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Familiesector
Uitspraak : 9 december 2009
Zaaknummer : 200.045.691/01
Rekestnr. rechtbank : J2 RK 09-1210
[de jeugdige],
geboren op [in 1992] te [woonplaats],
thans verblijvende in de[X] te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de minderjarige,
advocaat mr. R. Kuijer te [woonplaats],
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam,
kantoor houdende te Rotterdam,
hierna te noemen: Jeugdzorg,
Als belanghebbende is aangemerkt:
de heer [de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De minderjarige is op 13 oktober 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 september 2009 van de kinderrechter in de rechtbank te Rotterdam.
Van de zijde van de minderjarige zijn bij het hof op 16 oktober 2009 en 10 november 2009 aanvullende stukken ingekomen.
De raad voor de kinderbescherming heeft het hof bij brief van 21 oktober 2009 laten weten niet ter terechtzitting te zullen verschijnen.
Jeugdzorg heeft op 6 november 2009 een verweerschrift ingediend.
Op 12 november 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de minderjarige, bijgestaan door zijn advocaat, de vader, en namens Jeugdzorg: mr. A.C. van Seventer te Rotterdam en mevrouw B.H.V. van der Meer. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de minderjarige onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.
Van de zijde van Jeugdzorg is ter terechtzitting nog een aanvullend stuk overgelegd, zijnde een verklaring van een gedragswetenschapper van 11 november 2009.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is - uitvoerbaar bij voorraad - de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd tot 30 juni 2010 en is met ingang van 30 september 2009 een machtiging verleend om de minderjarige in gesloten jeugdzorg te doen opnemen en te doen verblijven tot 30 juni 2010.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
- 1.
In geschil zijn de verlenging van de duur van de ondertoezichtstelling van de minderjarige tot 30 juni 2010 en de plaatsing van de minderjarige in gesloten jeugdzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
- 2.
De minderjarige verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd en dat er geen machtiging wordt verleend de minderjarige te plaatsen in gesloten jeugdzorg.
- 3.
Jeugdzorg bestrijdt het beroep van de minderjarige en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de beschikking, af te wijzen.
- 4.
In de eerste grief klaagt de minderjarige dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat hij niet bereid is zich te doen horen. De minderjarige stelt zich op het standpunt dat dit oordeel van de rechtbank te voorbarig is.
In de tweede grief klaagt de minderjarige dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat uit het schrijven van de gezinsvoogdes en aan de hand van de vermelde plaatsingen meer dan duidelijk blijkt dat de minderjarige niet in een niet-gesloten inrichting te handhaven is om de benodigde behandeling te ondergaan en dat gelet op dit schrijven en de gegevens uit de niet-intstemmingsverklaring van de gezinsvoogdes de minderjarige gesloten dient te worden geplaatst. De minderjarige stelt zich op het standpunt dat nu de instemming van een gedragswetenschapper ontbreekt de bestreden beschikking dient te worden vernietigd. Bovendien heeft de rechtbank verzuimd een afschrift van de brief van Jeugdzorg van
28 september 2009 aan de minderjarige toe te zenden, waardoor de minderjarige niet in staat is geweest om voordat de rechtbank een beslissing nam op deze brief te reageren.
- 5.
Het hof overweegt als volgt.
- 6.
Het hof is van oordeel dat, voor zover er al sprake is geweest van een omissie in eerste aanleg door de minderjarige niet te horen en een afschrift van de brief van Jeugdzorg van 28 september 2009 niet aan de minderjarige toe te zenden, deze omissie in hoger beroep is hersteld, nu de minderjarige in appel is gekomen en het hof hem in de gelegenheid heeft gesteld om zijn standpunten nader ter terechtzitting toe te lichten.
- 7.
Ingevolge artikel 29b, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet op de jeugdzorg (hierna: WJZ) kan een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt slechts worden verleend indien de jeugdige onder toezicht is gesteld.
Ingevolge het derde lid van dat artikel kan een machtiging bovendien slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Ingevolge het vierde lid van dat artikel kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien de betrokken stichting een besluit als bedoeld in artikel 6, eerste lid, heeft genomen, dat strekt tot verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, en heeft verklaard dat zich een geval als bedoeld in het derde lid voordoet.
- 8.
Het hof is van oordeel dat aan de vereisten van artikel 29b, tweede en vierde lid, van de WJZ is voldaan.
- 9.
Een uithuisplaatsing in een gesloten setting is de meest verstrekkende maatregel van kinderbescherming. Een dergelijk vergaande inbreuk op iemands persoonlijke vrijheid dient, juist waar het een minderjarige betreft, aan zware zorgvuldigheidseisen te voldoen. De instemming van een gedragswetenschapper is één van die door de wet gestelde eisen. Ingevolge artikel 29b, vijfde lid, van de WJZ behoeft de verklaring van Jeugdzorg als bedoeld in het vierde lid van dit artikel de instemming van een gedragswetenschapper die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. In eerste aanleg ontbrak een dergelijke verklaring van een gedragswetenschapper. Mitsdien was niet voldaan aan het voorschrift van artikel 29b, vijfde lid, van de WJZ. Dit leidt naar het oordeel van het hof echter niet tot vernietiging van de bestreden beschikking. Het hof overweegt daartoe als volgt.
- 10.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft Jeugdzorg alsnog een instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper bij het verzoek machtiging gesloten jeugdzorg als bedoeld in artikel 29b, vijfde lid, van de WJZ overgelegd. Hoewel de gedragswetenschapper aan het einde van zijn verklaring niet nadrukkelijk heeft aangekruist dat wordt ingestemd met de verklaring van Jeugdzorg dat gesloten jeugdzorg voor de minderjarige noodzakelijk is, is het hof van oordeel dat uit de inhoud van deze verklaring blijkt dat wordt ingestemd met plaatsing van de minderjarige in gesloten jeugdzorg. Zo adviseert de gedragswetenschapper om de besloten plaatsing van de minderjarige op de afdeling [Y] van de [X] te continueren. Mitsdien is in hoger beroep alsnog voldaan aan het vereiste van artikel 29b, vijfde lid, van de WJZ.
- 11.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat ook is voldaan aan het derde lid van artikel 29b van de WJZ. Vanuit een observatieperiode bij het RMPI worden de contactproblemen die worden gezien verklaard. Er wordt gesteld dat sprake is van een forse onderstimulatie resulterend in schoolweigering en systeemproblematiek. Bij de minderjarige is sprake van een tekort in sociaal-emotionele wederkerigheid, moeite emoties te onderscheiden en benoemen, gebrekkige sociale vaardigheden en moeite sociale situaties te herkennen. Voorts is sprake van zelfbepalend gedrag, schoolverzuim en nachten wegblijven zonder dat men weet waar hij is. Ambulante hulpverlening in het vrijwillig en gedwongen kader is tot op heden niet van de grond gekomen. Bij de minderjarige is sprake van een gebrek aan probleembesef en probleeminzicht en motivatie voor behandeling. Het hof acht, evenals Jeugdzorg en de gedragswetenschapper, gesloten plaatsing noodzakelijk om te voorkomen dat de minderjarige zich onttrekt aan zorg en om de schoolgang van de minderjarige te garanderen. Daarbij acht het hof behandeling van de minderjarige noodzakelijk om te voorkomen dat de minderjarige weer vervalt in het probleemgedrag en om zijn sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren. Dat de beschikbare tijd daartoe, gelet op de leeftijd van de minderjarige, beperkt is, doet daar naar het oordeel van het hof niet aan af. Het hof is van oordeel dat in de ruim zes maanden die nog resten tot de meerderjarigheid van de minderjarige veel bereikt kan worden en de minderjarige in ieder geval kan worden voorbereid op een stabiele terugkeer. Overigens neemt het hof bij dit alles in aanmerking dat de minderjarige ter terechtzitting heeft gezegd dat het thans goed met hem gaat op de groep [Y] van de [X] te [woonplaats].
Nu voldaan is aan de vereisten die de WJZ stelt aan gesloten jeugdzorg, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
- 12.
Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Nievelt, van Leuven en van der Burght, bijgestaan door mr. van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2009.