Hof Amsterdam, 30-05-2006, nr. 06/0417
ECLI:NL:GHAMS:2006:AY7967, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
30-05-2006
- Zaaknummer
06/0417
- LJN
AY7967
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2006:AY7967, Uitspraak, Hof Amsterdam, 30‑05‑2006; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:AZ7625, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2007:AZ7625
- Wetingang
art. 354 Faillissementswet; Toeslagenwet
Uitspraak 30‑05‑2006
Inhoudsindicatie
Schuldsanering. Niet aannemelijk gemaakt dat schulden feitelijk aan echtgenoot toebehoren. Verplichting om naar vermogen te solliciteren en de bewindvoerder daarover te informeren. Taalachterstand, inburgeringsproblemen en gebrek aan werkervaring doen daar niet aan af, de zorg voor een jong kind evenmin.
Partij(en)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 30 mei 2006 in de zaak met rekestnummer 06/0417 van:
[APPELLANTE],
wonende [...]
te Amsterdam,
APPELLANTE,
procureur: mr. T. De Jong.
1. Het geding in hoger beroep
1.1
Appellante - [...] - is bij per fax op 9 maart 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2006 met insolventienummer 02/453-R, waarbij ten aanzien van [appellante] de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd op de wijze zoals in het dictum van die beslissing wordt vermeld.
1.2
Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 28 april 2006. Ter zitting is [appellante] verschenen, bijgestaan door haar procureur voornoemd. Voorts is ten behoeve van [appellante] M.A.A. Priem, tolk in de Turkse taal, verschenen, alsmede de bewindvoerder G.J. van Rossen.
2. De gronden van de beslissing
2.1
De rechtbank heeft op advies van de rechter-commissaris de op [appellante] van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [appellante] in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen toerekenbaar is tekortgeschoten. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat zij heeft verzuimd aan de bewindvoerder de benodigde inlichtingen te verstrekken en niet voldaan heeft aan de inspanningsverplichting, nu zij op geen enkele wijze heeft aangetoond zich actief in te spannen tot het vinden van betaalde arbeid. Naar het oordeel van de rechtbank ontslaat het verweer van [appellante], inhoudende dat zij de Nederlandse taal niet goed machtig is en de zorg heeft voor een klein kind – waarvoor zij geen oppas kan vinden – haar niet van haar inspanningsverplichting. Op de in de beslissing waarvan beroep vermelde gronden heeft de rechtbank vervolgens de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] beëindigd zonder toekenning van een “schone lei”.
2.2
Ten behoeve van het hoger beroep heeft de bewindvoerder per brief van 5 april 2006 een verslag met bijlagen aan het hof doen toekomen.
2.3
In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.3.1
[Appellante] is een Turkse vrouw van 31 jaar oud. In augustus 2000 is zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [...] – [X] – en sindsdien is zij woonachtig in Nederland. Samen hebben zij één kind in de leeftijd van 4 jaar oud. De echtgenoot van [appellante] heeft uit een eerder huwelijk drie kinderen in de leeftijd van 16, 18 en 19 jaar oud, die alle bij [appellante] en haar echtgenoot inwonen. Op 26 augustus 2002 is [appellante] alsmede haar echtgenoot toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De schuldsaneringsregeling is ten aanzien van [X] beëindigd met verlening van de “schone lei”.
2.3.2
De bewindvoerder heeft in zijn verslag geadviseerd [appellante] geen “schone lei” te verlenen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat [appellante], ondanks meerdere schriftelijke verzoeken daartoe, niet heeft voldaan aan - kort gezegd - haar inspanningsverplichting. Weliswaar heeft zij aangegeven dat zij regelmatig heeft geïnformeerd naar werk, doch dit heeft zij niet geadstrueerd. Afgezien van enkele inkomensspecificaties van de partner van [appellante] heeft de bewindvoerder nimmer bewijzen van sollicitaties mogen ontvangen. Dat [appellante] de Nederlandse taal niet goed beheerst en niet in staat is sollicitatiebrieven te schrijven, maakt dit naar de mening van de bewindvoerder niet anders. Voorts heeft de bewindvoerder gesteld dat het feit dat [appellante] de zorg heeft over een minderjarig kind haar niet ontslaat van haar sollicitatieplicht, nu zij op geen enkele wijze heeft aangetoond dat zij actief op zoek is geweest naar de mogelijkheden van kinderopvang, dan wel een aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een bijdrage krachtens de Toeslagenwet.
Voorts heeft de bewindvoerder ter zitting in hoger beroep verklaard dat hoewel hij van mening is dat [appellante] op de hoogte was van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en deze niet naar behoren is nagekomen, het vermelding verdient dat drie jaar nadat zij naar Nederland was gekomen, werd geconfronteerd met de schulden van haar echtgenoot. Hoewel dit ook ter zitting bij de rechtbank in eerste aanleg ter sprake is gekomen, is dit niet opgenomen in het proces-verbaal, aldus de bewindvoerder.
2.3.3
[Appellante] heeft ter zitting in hoger beroep gesteld dat zij tengevolge van haar huwelijk met [X] in de wettelijke schuldsaneringsregeling is gekomen, daar de desbetreffende schulden feitelijk aan haar echtgenoot toebehoren.
Voorts heeft [appellante] bestreden dat zij haar inspanningsverplichting niet naar behoren is nagekomen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij zich reeds in maart 2001 heeft laten inschrijven bij een aantal uitzendbureaus, ter adstructie waarvan zij een inschrijvingsformulier van Inter intact van 15 maart 2001 en een inschrijvingsformulier van Pegasus Work B.V. van 28 februari 2002 heeft overgelegd. Naar zij stelt heeft zij regelmatig bij uitzendbureaus geïnformeerd naar werk, doch zonder resultaat. Gelet echter op het feit dat [appellante] geen werkervaring heeft en de Nederlandse taal niet machtig is, heeft zij geen of nagenoeg geen kansen op de arbeidsmarkt. Desalniettemin heeft zij getracht ook via andere wegen betaalde arbeid te vinden, doch dat is niet gelukt. Hoewel [appellante] voorts vóór de geboorte van haar kind een cursus Nederlandse taal heeft gevolgd, heeft zij de aangeraden vervolgcursus niet kunnen volgen, daar zij voor haar kind geen opvang kon vinden. Thans heeft zij zich laten inschrijven voor een door Tempo Team in samenwerking met de gemeente georganiseerde cursus, doch zij wacht op een oproep voor een aanvangstoets. Daarnaast heeft [appellante] aangevoerd dat zij de zorg heeft over vier kinderen, zodat dit ook een belemmering oplevert voor het verrichten van betaalde arbeid. In de visie van [appellante] kan van haar – gelet op voornoemde omstandigheden – niet worden verwacht dat zij haar inspanningen om werk te vinden, inricht op een wijze die bij voorbaat al kansloos is. Ten aanzien van het niet voldoen aan de informatieverplichting heeft [appellante] aangevoerd dat nu zij geen sollicitatiebrieven kan schrijven, ook niet van haar verwacht kan worden dat zij die aan de bewindvoerder overlegt. Daarnaast was de bewindvoerder bekend met deze situatie, alsmede met het feit dat zij geen inkomen genereert. Bovendien is de bewindvoerder ingelicht via de tot en met augustus 2005 van kracht zijnde postblokkade en heeft voorts het eventueel tekortschieten in de informatieverplichting geen gevolgen voor de boedel.
Tot slot heeft [appellante] gesteld dat eventuele tekortkomingen in haar verplichtingen haar niet dusdanig dienen te worden aangerekend dat haar een “schone lei” dient te worden onthouden. Bij dit alles dient voorts in ogenschouw te worden genomen dat aan haar echtgenoot wel de “schone lei” is verleend, zodat het - gelet op herleving van de “uitzichtloze financiële positie” - onwenselijk is aan [appellante] deze te ontzeggen.
2.4
Het hof stelt voorop dat uit de Wet Schuldsanering Natuurlijke personen (WSNP) op de schuldenaar rustende verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te kunnen gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar niet voldoet aan de inspanningsverplichting tot het verwerven van inkomen, alsook nalaat volledige informatie te verschaffen over gegevens waarvan hij weet of behoort te weten dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
2.5
Het hof komt tot het volgende oordeel.
Voor zover [appellante] heeft willen betogen dat zij op enig moment geconfronteerd werd met de schulden van haar echtgenoot en daardoor in de wettelijke schuldsaneringsregeling is betrokken, dient deze stelling te worden gepasseerd, nu zij deze stelling niet met bewijsstukken heeft gestaafd of anderszins aannemelijk heeft gemaakt. Bovendien heeft zij de rechtbank destijds zelf verzocht tot van toepassing verklaring van de schuldsaneringsregeling. Het hof dient aldus uit de gaan van de situatie waarin de schuldsaneringsregeling van toepassing is, zodat gelet op het bepaalde in artikel 354 Fw de vraag aan de orde is of [appellante] in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten en zo ja, of die tekortkoming aan haar kan worden toegerekend.
Gelet op de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep gebleken feiten en omstandigheden komt het hof tot het oordeel dat, wat er verder ook zij van de problemen die [appellante] ondervindt met de Nederlandse taal en een gebrek aan werkervaring, [appellante] toerekenbaar is tekortgeschoten in de van haar te verwachten actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij niet voldaan heeft aan haar inspanningsverplichting tot het zoeken naar betaalde arbeid. Voorts heeft zij nagelaten om de bewindvoerder tijdig, ondanks diens gerechtvaardigde verzoeken, inlichtingen te verschaffen, zoals sollicitatiebewijzen. Een verwijzing naar het verkrijgen van informatie door de bewindvoerder via de postblokkade is daartoe in elk geval onvoldoende. Ook ter gelegenheid van het hoger beroep is zij in gebreke gebleven deugdelijke bewijsstukken aangaande sollicitaties over te leggen. De enkele overlegde inschrijvingsformulieren zijn daartoe volstrekt onvoldoende. Dat zij mogelijk door een taalachterstand, inburgeringsproblemen en gebrek aan werkervaring, moeite ondervindt met het vinden van betaalde arbeid, doet daaraan niet af. Zij draagt immers zelf de verantwoordelijkheid voor het welslagen van de op haar van toepassing zijnde schulsaneringsregeling. [Appellante] heeft voorts weliswaar gesteld ook vanwege de zorg voor haar jongste kind, verminderd inzetbaar te zijn op de arbeidsmarkt, in het kader van de WSNP heeft zij echter de verplichting om naar vermogen te solliciteren en de bewindvoerder daarover te informeren.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [appellante] in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende inspannings- en informatieverplichting toerekenbaar is tekortgeschoten. Het hof is overigens niet gebleken van omstandigheden waardoor de tekortkomingen in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling [appellante] niet kunnen worden verweten. Evenmin is het hof van oordeel dat de tekortkomingen van bijzondere aard of geringe betekenis zijn.
2.6
Het voorgaande brengt mee dat de uitspraak waarvan beroep dient te worden bekrachtigd.
3. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de uitspraak waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.D.R.M. Boumans, M.W.E. Koopmann en C.Ch. Mout en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 30 mei 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.