NJ 1963/247
Bewijslast bij vordering, gegrond op de stelling, dat een aan eiser verleend ontslag „kennelijk onredelijk" is.
HR 29-03-1963, ECLI:NL:HR:1963:169, m.nt. Prof. Mr. J.H. Beekhuis
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 maart 1963
- Magistraten
Mrs. de Jong, Wiarda, Houwing, Hülsmann en Petit
- Zaaknummer
[29031963/NJ_1963-247]
- Conclusie
Mr. Van Oosten
- Noot
Prof. Mr. J.H. Beekhuis
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS167740:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1963:169, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑03‑1963
- Wetingang
(BW art. 1639s)
Essentie
Bewijslast bij vordering, gegrond op de stelling, dat een aan eiser verleend ontslag „kennelijk onredelijk" is.
Samenvatting
Een werknemer, die stelt dat het hem verleende ontslag kennelijk onredelijk is, kan niet volstaan met de juistheid van de opgegeven ontslagredenen te ontkennen, doch moet bewijzen, dat de feiten die volgens den werkgever de reden voor het ontslag hadden gevormd, zich in werkelijkheid niet hebben voorgedaan.
Partij(en)
Ir. J. N. Kooy, scheikundig ingenieur, te Apeldoorn, eiser tot cassatie van een op 26 April 1962 door de Rb. te Zutphen tussen pp. gewezen vonnis, adv. Mr. J. Th. Vermeulen,
tegen: ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.