Rb. Noord-Holland, 31-08-2017, nr. 15/008145-16
ECLI:NL:RBNHO:2017:7416
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
31-08-2017
- Zaaknummer
15/008145-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2017:7416, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 31‑08‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Uitspraak 31‑08‑2017
Inhoudsindicatie
Verkort strafvonnis. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat de toetsing van de rechtmatigheid van het winkelverbod in deze zaak aan de strafrechter toekomt. Het is immers aan de strafrechter om vast te stellen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit van artikel 138 Sr, waarin het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ is opgenomen.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/008145-16
Uitspraakdatum: 31 augustus 2017
Tegenspraak
Verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 17 augustus 2017 in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteland] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
De politierechter heeft de zaak op 22 maart 2016 naar de meervoudige kamer verwezen. Ingevolge artikel 377, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering geschiedt de beraadslaging mede naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting voor de politierechter.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het standpunt van de officier van justitiemr. E. Visser dat ertoe strekt, dat de rechtbank het ten laste gelegde feit bewezen zal verklaren en verdachte hiervoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één (1) week.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 januari 2016 te Heerhugowaard in een besloten lokaal gelegen aan de Th. van Doesburgweg 1 en in gebruik bij Media Markt, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen en/of aldaar vertoevende, immers was hem, verdachte, met ingang van 11 januari 2016 schriftelijk de toegang tot alle in Nederland gevestigde filialen van Media Markt en Saturn ontzegd voor de duur van 24 maanden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.2
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat van wederrechtelijk binnendringen in de zin van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) sprake is indien dit “tegen de wil van de rechthebbende geschiedt” of “zonder toestemming van de rechthebbende”. Die wil, respectievelijk het ontbreken van toestemming, moet ook bij verdachte kenbaar zijn geweest ten tijde van het binnendringen in de woning of het besloten lokaal of erf.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 11 januari 2016 (dossierpagina 6) blijkt dat de betreffende verbalisanten op genoemde datum in de Media Markt te Hoorn met verdachte in de Engelse taal hebben gecommuniceerd, zijnde een taal die verdachte naar eigen zeggen sprak en begreep. Uit dit proces-verbaal blijkt voorts, dat toen aan verdachte het bewuste winkelverbod is uitgereikt, dat verdachte blijk gaf te begrijpen dat hij niet meer bij een Media Markt naar binnen mocht in de komende twee jaren en dat verdachte ook heeft getekend voor de ontvangst van dit winkelverbod.
Uit een aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2016 (dossierpagina 5) blijkt bovendien dat verdachte op 11 januari 2016 in de Engelse taal nog specifiek had gevraagd of het verbod gold voor alle winkels in Nederland en dat die vraag bevestigend was beantwoord.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat aan hem een winkelverbod voor alle filialen van de Media Markt in Nederland was afgegeven voor een periode van twee jaren, ingaande 11 januari 2016.
Landelijk winkelverbod voor twee jaren
De raadsman heeft ter terechtzitting van 22 maart 2016 bij de politierechter – onder verwijzing naar jurisprudentie – de vraag aan de orde gesteld of de Media Markt wel de bevoegdheid heeft om een landelijk winkelverbod als het onderhavige op te leggen.
De rechtbank overweegt hieromtrent in de eerste plaats dat de toetsing van de rechtmatigheid van het winkelverbod in deze zaak aan de strafrechter toekomt. Het is immers aan de strafrechter om vast te stellen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafbare feit van artikel 138 Sr, waarin het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ is opgenomen. De rechtbank volgt de officier van justitie dan ook niet in haar standpunt dat verdachte zich tot de civiele rechter had moeten wenden ter zake van de vraag of de Media Markt hem een landelijk winkelverbod had mogen opleggen. Daaraan doet niet af dat verdachte wellicht (ook) een civiele toetsing had kunnen vragen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het winkelverbod – inhoudende dat verdachte zich voor een periode van 24 maanden in geen enkel filiaal van Media Markt (of Saturn) in Nederland mag bevinden – rechtmatig door de Media Markt, als eigenaar van de filialen, is opgelegd. Daarbij acht de rechtbank van belang dat voor verdachte voldoende alternatieven voorhanden zijn om de (elektronische) goederen die de Media Markt verkoopt, aan te schaffen, namelijk bij soortgelijke (elektronica)winkels of via het internet. De door de raadsman aangehaalde jurisprudentie brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, reeds omdat die rechtspraak ziet op een collectief horecaverbod, zijnde een verbod met een wezenlijk ander karakter dat het landelijk winkelverbod in de onderhavige zaak.
3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 januari 2016 te Heerhugowaard in een besloten lokaal gelegen aan de Th. van Doesburgweg 1 en in gebruik bij Media Markt, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 11 januari 2016 schriftelijk de toegang tot alle in Nederland gevestigde filialen van Media Markt en Saturn ontzegd voor de duur van 24 maanden.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
In het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is als gevolg van een winkeldiefstal op 11 januari 2016 bij de Media Markt te Hoorn de toegang tot alle filialen van de Media Markt (en Saturn) in Nederland ontzegd. Eén dag later is hij toch de Media Markt in Heerhugowaard ingegaan. Hij heeft door zo te handelen de wens van de rechthebbende, inhoudende dat verdachte zich niet in de desbetreffende gelegenheid zou begeven, bewust genegeerd.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 mei 2017, waaruit blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van het onderhavige feit reeds meermalen (onherroepelijk) was veroordeeld tot (onvoorwaardelijke) gevangenisstraffen ter zake van winkeldiefstallen.
Alles afwegende en nu verdere informatie over verdachte ontbreekt, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van één (1) week, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jongeling, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. J.O.Y. Elagab, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.A. Spoelstra,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2017.