BR 2014/71
De gevolgen van de inrichting voor Natura 2000-gebieden hadden in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer moeten worden onderzocht. De Natuurbeschermingswet 1998 biedt hiervoor nog steeds geen grondslag, omdat er voor vergunningverlening voor buitenlandse Natura 2000-gebieden geen bevoegd gezag is aangewezen. In zoverre is de Habitatrichtlijn niet goed geïmplementeerd en vervult de Wet milieubeheer, vanwege de rechtstreekse werking van art. 6, lid 3, Habitatrichtlijn, een aanvullende rol.
ABRvS 05-02-2014, ECLI:NL:RVS:2014:285, m.nt. H.E. Woldendorp
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
5 februari 2014
- Magistraten
Mrs. J.H. van Kreveld, W. Sorgdrager en E. Helder
- Zaaknummer
201001848/1/A4 en 201300528/1/A4
- Noot
H.E. Woldendorp
- JCDI
JCDI:ADS918113:1
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieueffectrapportage
Bouwrecht / Veiligheid en milieu
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2014:285, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 05‑02‑2014
- Wetingang
Essentie
De gevolgen van de inrichting voor Natura 2000-gebieden hadden in het kader van de vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer moeten worden onderzocht. De Natuurbeschermingswet 1998 biedt hiervoor nog steeds geen grondslag, omdat er voor vergunningverlening voor buitenlandse Natura 2000-gebieden geen bevoegd gezag is aangewezen. In zoverre is de Habitatrichtlijn niet goed geïmplementeerd en vervult de Wet milieubeheer, vanwege de rechtstreekse werking van art. 6, lid 3, Habitatrichtlijn, een aanvullende rol.
Samenvatting
Voor zover, zoals Enci stelt, onder Natura-2000 gebieden als bedoeld in de Nb-wet 1998 mede niet in Nederland gelegen Natura 2000-gebieden moeten worden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.