HR, 18-01-2011, nr. 09/02350
ECLI:NL:HR:2011:BO6136
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18-01-2011
- Zaaknummer
09/02350
- Conclusie
Mr. Aben
- LJN
BO6136
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BO6136, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑01‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BO6136
ECLI:NL:PHR:2011:BO6136, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BO6136
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑01‑2011
Inhoudsindicatie
Het Hof heeft het vonnis van de Pr bevestigd. Dat vonnis hield als straf in: een gs van 3 wkn. Dat het Hof in zijn overwegingen abusievelijk rept van een door de Pr opgelegde gs van 3 mnd maakt dit niet anders. Het middel, dat kennelijk ervan uitgaat dat ’s Hofs beslissing erop neerkomt dat de in hoger beroep opgelegde gs 3 mnd beloopt, mist dus feitelijke grondslag.
18 januari 2011
Strafkamer
nr. 09/02350
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 april 2009, nummer 22/004840-08, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. A.P. Visser, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot bevestiging van het vonnis van de Politierechter.
2.2. De bestreden uitspraak houdt in:
"Onderzoek van de zaak
(...)
"Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot vrijspraak van de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
(...)
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
(...)
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof - ook met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht - niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter.
Aangezien de verdachte na de datum waarop het door de eerste rechter bewezenverklaarde feit gepleegd is opnieuw tot straf is veroordeeld, zal het hof de in het vonnis waarvan beroep aangehaalde wetsartikelen aanvullen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve met de aanvulling als voormeld te worden bevestigd.
Beslissing (bij verstek)
Het hof:
Bevestigt met aanvulling als voormeld het vonnis waarvan beroep."
2.3. De Politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Doordat het Hof het vonnis van de Politierechter heeft bevestigd, beloopt de in hoger beroep opgelegde gevangenisstraf eveneens drie weken. De omstandigheid dat het Hof in zijn overwegingen de door de Politierechter opgelegde straf onjuist heeft weergegeven, te weten drie maanden gevangenisstraf in plaats van drie weken, maakt dat niet anders. Het middel dat kennelijk ervan uitgaat dat 's Hofs beslissing erop neerkomt dat de in hoger beroep opgelegde gevangenisstraf drie maanden beloopt, mist dus feitelijke grondslag. Het kan daarom niet tot cassatie leiden.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 18 januari 2011.
Conclusie 23‑11‑2010
Mr. Aben
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Het gerechtshof te 's‑Gravenhage heeft bij arrest van 9 april 2009 het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's‑Gravenhage van 9 september 2008 bevestigd, waarbij de verdachte ter zake van ‘verduistering’ was veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken met aftrek van voorarrest.
2.
Namens de verdachte heeft mr. A.P. Visser beroep in cassatie ingesteld en een een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3.1.
Het middel behelst de klacht dat de beslissing van het hof tot bevestiging van het vonnis van de politierechter onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd is.
3.2.
Het bestreden arrest houdt — voor zover hier van belang — het volgende in (blz. 1–2):
‘Onderzoek van de zaak
(…)
‘Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot vrijspraak van de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
(…)
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
(…)
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof — ook met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht — niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter.
Aangezien de verdachte na de datum waarop het door de eerste rechter bewezenverklaarde feit gepleegd is opnieuw tot straf is veroordeeld, zal het hof de in het vonnis waarvan beroep aangehaalde wetsartikelen aanvullen met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve met de aanvulling als voormeld te worden bevestigd.
Beslissing (bij verstek)
Het hof:
Bevestigd met aanvulling als voormeld het vonnis waarvan beroep.’
3.3.
De aantekening van het mondeling vonnis van de politierechter in de rechtbank 's‑Gravenhage van 9 september 2008 houdt — voor zover hier van belang — in (blz. 6):
‘Beslissing
De politierechter,
(…)
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenissttraf voor de duur van drie weken.’
3.4.
De steller van het middel wijst erop dat in het bestreden arrest twee keer ten onrechte wordt gesproken over een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden: éénmaal bij de weergave van de vordering van de advocaat-generaal en éénmaal bij de weergave van het dictum van het vonnis in eerste aanleg. Uit de handgeschreven notities op het formulier houdende de vordering van de advocaat-generaal in hoger beroep kan, zij het met enige moeite, worden opgemaakt dat de betreffende vordering een gevangenisstraf voor de duur van drie weken betrof. De gevangenisstraf die de verdachte in eerste aanleg opgelegd heeft gekregen bedroeg eveneens drie weken.
3.5.
Hoewel het middel derhalve terecht is voorgesteld, behoeft het niet tot cassatie leiden. Nu de beslissing van het hof tot bevestiging van het (dictum van het) vonnis van de politierechter in eerste aanleg voor de verdachte hoe dan ook ‘slechts’ een gevangenisstraf voor de duur van drie weken meebrengt, heeft de verdachte bij het middel geen belang.
4.
Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van het bestreden arrest aanleiding behoort te geven.
5.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden