HR, 12-05-2009, nr. 07/13467 P
ECLI:NL:HR:2009:BI3557
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
12-05-2009
- Zaaknummer
07/13467 P
- LJN
BI3557
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BI3557, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 12‑05‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI3557
ECLI:NL:PHR:2009:BI3557, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI3557
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑05‑2009
Inhoudsindicatie
Schending redelijke termijn (inzendtermijn). De compensatie, tot welke de overschrijding van de redelijke termijn moet leiden, zal worden toegepast in de hoofdzaak, zodat aan de termijnoverschrijding in de onderhavige ontnemingszaak niet enig rechtsgevolg wordt verbonden.
12 mei 2009
Strafkamer
nr. 07/13467 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 oktober 2007, nummer 20/000071-07, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad constateert dat de redelijke termijn voor de inzending der stukken met twee dagen is overschreden.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Het middel is gegrond. Tot cassatie behoeft dit echter niet te leiden. Ook in de met deze ontnemingszaak samenhangende strafzaak, die in cassatie aanhangig is onder nr. 07/13466, is de redelijke termijn in de cassatiefase overschreden. De compensatie, tot welke de overschrijding van de redelijke termijn moet leiden, zal worden toegepast in de hoofdzaak.
2.3. Gelet hierop is er geen aanleiding om in de onderhavige zaak aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 12 mei 2009.
Conclusie 03‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Schending redelijke termijn (inzendtermijn). De compensatie, tot welke de overschrijding van de redelijke termijn moet leiden, zal worden toegepast in de hoofdzaak, zodat aan de termijnoverschrijding in de onderhavige ontnemingszaak niet enig rechtsgevolg wordt verbonden.
Nr. S 07/13467 P
Mr Jörg
Zitting 3 maart 2009
Conclusie inzake:
[Betrokkene = verzoeker]
1. Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch heeft bij arrest van 17 oktober 2007 aan verzoeker de verplichting opgelegd om een bedrag van € 28.720,- aan de Staat te betalen ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.(1)
2. Namens verzoeker heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een schriftuur ingezonden houdende één middel van cassatie.
3. Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
4. Het middel klaagt hier terecht over. Verzoeker heeft op 23 oktober 2007 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 25 juni 2008 ter griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dat brengt mee dat de inzendtermijn met twee dagen is overschreden. De Hoge Raad kan volstaan met deze constatering (HR 17 juni 2008, NJ 2008, 358).
5. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot het constateren dat de redelijke termijn voor de inzending der stukken met twee dagen is overschreden.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
1 Deze zaak hangt samen met de hoofdzaken met griffienummers 07/13466, 08/01415 en 08/02756 en met de ontnemingszaak met griffienummer 08/02758P waarin ik heden eveneens concludeer.