NJB 2024/700:Een groep vennootschappen houdt zich bezig met woningbouw. Op verlangen van de financierende bank vindt een herstructurering plaats met onder meer een juridische splitsing. Verder bedingt de bank een hoge vertragingsrente. Later wordt een aantal onroerende zaken executoriaal geveild. De executieopbrengst wordt in depot gesteld. De bank doet jegens een medeschuldeiser van de groep vennootschappen een beroep op de bedongen hoge vertragingsrente. De mede-schuldeiser acht dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Hoge Raad: 1. Juridische splitsing. Deelbare en ondeelbare verbintenissen. Dwingend recht. De wettelijke regeling van de aansprakelijkheid tot nakoming van de verbintenissen van een gesplitste rechtspersoon is van dwingend recht. Een deelbare verbintenis kan niet door een partijafspraak ondeelbaar worden gemaakt voor de toepassing van deze wettelijke regeling. 2. Redelijkheid en billijkheid. Het hof heeft zijn verwerping van het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid uitsluitend doen steunen op omstandigheden die zich hebben voorgedaan tussen de bank en de gefinancierde vennootschappen. Het hof heeft ofwel miskend dat de verhouding tussen de deelgenoten bij de verdeling van het notariële executiedepot mede wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid, ofwel zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. 3. Pauliana. Primaat curator. In faillissement is uitsluitend de curator bevoegd om een rechtsvordering uit pauliana in te stellen. De beoordeling of in dit geval daaraan processuele gevolgen moeten worden verbonden, is aan het verwijzingshof.