Einde inhoudsopgave
Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht
Artikel 25 [Zware ontheffingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2007
- Bronpublicatie:
20-11-2006, Stb. 2006, 605 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 30658)
- Inwerkingtreding
01-01-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2006, Stb. 2006, 664 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Een ontheffing van het verbod op het aanbieden van een beleggingsobject of een financieel product als bedoeld in artikel 1, onderdeel m, onder 8°, van de Wet financiële dienstverlening, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van die wet, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:55, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
2.
Een ontheffing van het verbod op het aanbieden van krediet, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:60, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
3.
Een ontheffing van het verbod op adviseren, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:75, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
4.
Een ontheffing van het verbod op bemiddelen, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:80, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
5.
Een ontheffing van het verbod op herverzekeringsbemiddelen, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:86, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
6.
Een ontheffing van het verbod op het optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent, die is verleend op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet financiële dienstverlening, berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:92, tweede lid, van laatstgenoemde wet.
7.
Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 22, tweede lid, van de Wet financiële dienstverlening berust vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet op het financieel toezicht op artikel 2:80, derde lid, van laatstgenoemde wet.