De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/25.5:25.5 Verzekering
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/25.5
25.5 Verzekering
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS375535:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. art. 3:40 BW; zie in deze zin R.M. Blaauw, p. 13 en 64. R.M. Blaauw verwijst in dit verband naar Rb. Rotterdam 11 januari 1966, BIE 1974, nr. 63a. Indien een overeenkomst van deze aard desalniettemin geldig wordt geacht, is overigens te verwachten dat in veel gevallen een opzettelijk karakter van de ongehoorzaamheid aan het rechterlijk vonnis aan een verzekeringsuitkering ter zake van verbeurde dwangsommen in de weg zal staan.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Om de hiervoor gegeven reden is ten slotte evenmin geoorloofd de verzekeringsovereenkomst, waarbij een verzekeraar toezegt het door de verzekerde in de toekomst aan dwangsommen te betalen bedrag uit te keren. Weliswaar is in dit geval van overneming van de toekomstige dwangsomschuld geen sprake, maar ook van de hier bedoelde verzekeringsovereenkomst is het effect, dat deze de functie van de dwangsomveroordeling als dwangmiddel frustreert. De verplichting om de hoofdschuld te voldoen en de verplichting om de dwangsom te betalen, dienen op dezelfde debiteur te rusten, om de functie van de dwangsomveroordeling als dwangmiddel te waarborgen. Van een toekomstige dwangsomschuld ondervindt de debiteur van de hoofdschuld geen of onvoldoende afschrikkende werking wanneer deze de facto niet op zijn eigen vermogen drukt.1
Overeenkomsten waarbij een derde toezegt eventueel te verbeuren dwangsommen voor zijn rekening te nemen (zoals verzekeringsovereenkomsten) moeten daarom geacht worden naar inhoud en strekking nietig te zijn, wegens strijd met de openbare orde:2 deze overeenkomsten beogen mede het frustreren van een executiemiddel. Dit moet niet alleen ongewenst worden geoordeeld tegenover de dwangsomcrediteur in het specifieke geval, maar is evenzo in strijd met het algemeen maatschappelijk belang.