Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Artikel 21c
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
02-12-2022, Stcrt. 2022, 33377 (uitgifte: 27-12-2022, regelingnummer: 2022-0000289823)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-12-2022, Stcrt. 2022, 33377 (uitgifte: 27-12-2022, regelingnummer: 2022-0000289823)
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Aangifte
1.
Het verzoek, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de dividendbelasting 1965, wordt gedaan binnen drie jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de opbrengst ter beschikking is gesteld.
2.
Het verzoek, bedoeld in artikel 10a van de Wet op de dividendbelasting 1965, wordt door natuurlijke personen gedaan binnen vijf jaren na afloop van het kalenderjaar waarin de opbrengst ter beschikking is gesteld en door lichamen binnen drie jaren na afloop van het boekjaar waarin de opbrengst ter beschikking is gesteld.
3.
Het verzoek, bedoeld in het tweede lid, wordt slechts eenmaal per kalenderjaar of boekjaar na afloop van dat kalenderjaar, onderscheidenlijk boekjaar, gedaan.