Hof 's-Gravenhage, 09-03-2012, nr. 22-001595-11
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW5079, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
09-03-2012
- Zaaknummer
22-001595-11
- LJN
BW5079
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW5079, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 09‑03‑2012; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2013:1571, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Wetingang
art. 10.60 Wet milieubeheer
- Vindplaatsen
NJFS 2012/143
JAF 2012/65 met annotatie van Van der Meijden
JM 2012/91 met annotatie van T. van der Meulen
Uitspraak 09‑03‑2012
Inhoudsindicatie
De verdachte wordt tenlastegelegd, overbrenging van afvalstoffen, immers was zij doende vijf containers waarvan de inhoud onder andere bestond uit balen samengeperst oud papier en/of karton, over te brengen van Nederland naar Guatamala, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle/ betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening. Het Hof verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Partij(en)
Rolnummer: 22-001595-11
Parketnummer: 10-994536-10
Datum uitspraak: 9 maart 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
economische kamer
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Rotterdam van 10 maart 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
gevestigd te Geldrop, [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 februari 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf, en dat aan de verdachte wordt opgelegd een voorwaardelijk geldboete van € 25.000,-, met een proeftijd van 2 jaren.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 25.000,-, waarvan € 10.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 12 maart 2009 tot en met 19 maart 2009 te Rotterdam, althans in Nederland, in elk geval binnen het grondgebied van de Europese Gemeenschap tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2 onder 35 sub a en/of b van de Verordening (EEG) nr 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen, immers was zij doende vijf containers waarvan de inhoud onder andere bestond uit balen samengeperst oud papier en/of karton, in elk geval (een) afvalstof(fen) (code B 3020) als bedoeld in Bijlage III van deze verordening, over te brengen van Nederland naar Guatamala, terwijl die overbrenging geschiedde zonder kennisgeving aan en/of toestemming van alle/ betrokken autoriteiten overeenkomstig genoemde verordening.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Voor de omschrijving van hetgeen wordt bedoeld met een 'afvalstof' - in de zin van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA) en de Wet Milieubeheer - wordt verwezen naar de omschrijving in artikel 1, eerste lid, onder a), van de Richtlijn 2006/12/EG betreffende afvalstoffen (hierna: Richtlijn 2006). Deze Richtlijn 2006 is met ingang van 12 december 2010 ingetrokken door de Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (hierna: Richtlijn 2008). Daarbij is aan het slot van artikel 41 bepaald dat verwijzingen naar ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar Richtlijn 2008. Artikel 3 aanhef en onder 1 van de Richtlijn 2008 bepaalt dat een afvalstof is elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Blijkens de considerans van de Richtlijn 2008 is met invoering van deze richtlijn bedoeld hetgeen is bepaald in de Richtlijn 2006 - onder meer ter zake van de definitie van afvalstof - te verduidelijken en te specificeren. Uitdrukkelijk wordt in de considerans overwogen dat de Richtlijn 2006 moet worden vervangen ten behoeve van de duidelijkheid en de leesbaarheid, waarbij de definitie van afvalstoffen in bepaalde opzichten moet worden gespecificeerd. Naar het oordeel van het hof is derhalve als gevolg van de vervanging van Richtlijn 2006 geen sprake van gewijzigde regelgeving ter zake van de definitie van 'afvalstof', doch enkel van een verduidelijking van hetgeen reeds in de Richtlijn 2006 te dien aanzien is bepaald.
Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is verhandeld, stelt het hof vast dat de inhoud van de vijf containers die zich op 12 maart 2009 in Rotterdam bevonden ter overbrenging naar Guatemala, bestond uit balen samengeperst papier dat (voornamelijk) wit, schoon en droog was. Kennelijk was geen sprake van een mengsel van stoffen of verontreiniging. Beoogd was deze stof, waar kennelijk een markt voor is, over te brengen naar de 'inrichting voor nuttige toepassing Papelera Int. SA', alwaar deze balen - na enkel verwijdering van de draden om de balen - als gebruikelijke toepassing in het productieproces konden worden gebracht ter verwerking tot - kort gezegd - tissuepapier zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie van dat papierproduct gangbaar is, en zonder ongunstige effecten voor het milieu of de menselijke gezondheid.
Naar het oordeel van het hof kan derhalve - mede in het licht van de verduidelijking van de definitie van 'afvalstof' in de Richtlijn 2008 - het aangetroffen papier bezwaarlijk worden aangemerkt als afvalstof in de zin van de Richtlijn 2006 en de EVOA.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Borgesius,
mr. G. Dulek-Schermers en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. F.L.C. Schoolderman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 maart 2012.
Dr. G.J. Fleers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.