RBP 2021/33
Curaçaos recht. Internationaal privaatrecht. Heeft de rechter in Curaçao rechtsmacht met betrekking tot vorderingen van een in Curaçao gevestigde bank tegen in het Verenigd Koninkrijk gevestigde verweerders?
HR 12-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:230
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 februari 2021
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/03551
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- JCDI
JCDI:ADS266357:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:230, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑02‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:843, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2020
- Wetingang
Art. 103 Rv Curaçao
Essentie
Rechtsmacht. Ambtshalve toepassing. Handlungsort.
Heeft de rechter in Curaçao rechtsmacht met betrekking tot vorderingen van een in Curaçao gevestigde bank tegen in het Verenigd Koninkrijk gevestigde verweerders?
Samenvatting
First Curaçao International Bank (hierna: FCIB) is een in Curaçao gevestigde bank die over een bankvergunning van de Centrale Bank van Curaçao beschikte. Nadat FCIB betrokken is geraakt bij een strafrechtelijk onderzoek in het Verenigd Koninkrijk naar mogelijke fraude, werd de bankvergunning van FCIB door de Centrale Bank ingetrokken en is een zogenoemde noodregeling uitgesproken. Hangende het onderzoek heeft FCIB uitbetaling van saldi op de rekeningen van een aantal verweerders ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.