ABRvS, 11-02-2009, nr. 200804861/1
ECLI:NL:RVS:2009:BH2502
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
11-02-2009
- Magistraten
Mrs. R.W.L. Loeb, P.A. Offers, B.P. Vermeulen
- Zaaknummer
200804861/1
- LJN
BH2502
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2009:BH2502, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 11‑02‑2009; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AB 2009/92 met annotatie van P.J. Stolk
Uitspraak 11‑02‑2009
Inhoudsindicatie
Bij brief van 12 februari 2007 heeft de Kiesraad een verzoek van [appellant] om de door hem ter zake van de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 november 2006 aan het Rijk betaalde waarborgsom van € 11.250,00 terug te geven afgewezen.
Mrs. R.W.L. Loeb, P.A. Offers, B.P. Vermeulen
Partij(en)
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2008 in zaak nr. 07/2145 in het geding tussen:
appellant
en
de Kiesraad.
1. Procesverloop
Bij brief van 12 februari 2007 heeft de Kiesraad een verzoek van [appellant] om de door hem ter zake van de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 november 2006 aan het Rijk betaalde waarborgsom van € 11.250,00 terug te geven afgewezen.
Bij besluit van 2 mei 2007 heeft de Kiesraad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 mei 2008, verzonden op 19 mei 2008, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
De Kiesraad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2009, waar de Kiesraad, vertegenwoordigd door zijn [secretaris-directeur] is verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel H12, eerste lid, van de Kieswet moet, indien het de verkiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal betreft, voor elke lijstengroep, elk niet van een groep deel uitmakend stel gelijkluidende lijsten en elke op zichzelf staande lijst, een waarborgsom van € 11.250,00 aan het Rijk worden betaald.
Ingevolge het vierde lid wordt, indien geen lijst wordt ingeleverd, na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het Rijk de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht.
Ingevolge het vijfde lid wordt, na de vaststelling van de uitslag van de verkiezing door het centraal stembureau, de waarborgsom teruggegeven aan degene die de betaling heeft verricht, tenzij het stemcijfer van de lijstengroep, het niet van een groep deel uitmakende stel gelijkluidende lijsten of de op zichzelf staande lijst lager is dan 75% van de kiesdeler, bedoeld in artikel P5. In dat geval vervalt de waarborgsom aan het Rijk.
Ingevolge artikel E 11, eerste lid is er voor de verkiezing van elk vertegenwoordigend orgaan een centraal stembureau.
Ingevolge het tweede lid treedt de Kiesraad voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer als centraal stembureau op.
Ingevolge artikel H3, eerste lid, van het Kiesbesluit, voor zover thans van belang, dient een waarborgsom, als bedoeld in artikel H12 van de Kieswet, te worden gestort op de daartoe bestemde rekening van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, deelt de voorzitter van het centraal stembureau het orgaan, waaraan de waarborgsommen zijn betaald, zo spoedig mogelijk na de openbaarmaking van de uitslag van de verkiezingen mee, welke waarborgsommen ingevolge het vierde of vijfde lid van artikel H12 van de Kieswet moeten worden terugbetaald. Dit orgaan gaat vervolgens zo spoedig mogelijk over tot terugbetaling van die waarborgsommen.
2.2.
De Kiesraad heeft met de brief van 12 februari 2009 beoogd enig rechtsgevolg in het leven te roepen. De Kieswet, noch het Kiesbesluit, kent aan de Kiesraad uitdrukkelijk de bevoegdheid toe tot het nemen van een besluit ter zake van de teruggave van waarborgsommen. Uit de voormelde bepalingen volgt echter dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) de gestorte waarborgsommen onder zich te houdt en slechts tot teruggave van die sommen overgaat, indien de Kiesraad hem daartoe de mededeling heeft gedaan, als bedoeld in artikel H3, tweede lid, van het Kiesbesluit. Nu voorts aan die mededeling een beoordeling van de Kiesraad ten grondslag ligt en die mededeling — nu de teruggave van de waarborgsom door de minister daarvan afhankelijk is — vereist is voor de teruggave, kan de Kiesraad over de eventuele teruggave van de betaalde waarborgsommen besluiten.
2.3.
[appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat niet is komen vast te staan dat de Kiesraad hem onjuiste inlichtingen heeft verschaft ten tijde van de aanmelding van zijn politieke groepering als zogenoemde blanco lijst, geregistreerd onder nr. 14, voor deelname aan de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 22 november 2006, heeft miskend dat medewerkers van de Kiesraad hem naar aanleiding van zijn vragen over de wijze waarop hij zijn politieke groepering zou registreren ten onrechte niet hebben medegedeeld dat hij bij registratie van zijn groepering als blanco lijst niet in aanmerking zou komen voor zendtijd voor politieke partijen. Verder heeft de rechtbank, door te overwegen dat niet de Kiesraad, maar het Commissariaat voor de Media, over het toekennen van zendtijd voor politieke partijen beslist, miskend dat hij zich in verband met registratie van zijn politieke groepering tot de Kiesraad diende te wenden en dat deze daarom als bevoegd gezag dient te gelden, aldus [appellant].
2.4.
Niet in geschil is dat [appellant] aan het bepaalde in artikel H12 van de Kieswet geen aanspraak op teruggave van de door hem betaalde waarborgsom kan ontlenen. De wet biedt de Kiesraad geen grondslag om niettemin tot teruggave te besluiten. De rechtbank heeft met juistheid onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 39c van de Mediawet overwogen dat uitsluitend het Commissariaat voor de Media over het toekennen van zendtijd voor politieke partijen kon besluiten en daarover, zo van de zijde van de Kiesraad al onjuiste of onvolledige mededelingen zijn verstrekt, deze daartoe niet bevoegd was.
Het betoog faalt.
2.5.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb voorzitter
w.g. Van Meurs-Heuvel ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2009