Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2023/2832 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen
Aanhef
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2031
- Bronpublicatie:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2832 (uitgifte: 15-12-2023, regelingnummer: 2023/2832)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-12-2023, PbEU L 2023, 2023/2832 (uitgifte: 15-12-2023, regelingnummer: 2023/2832)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
Staatssteun (V)
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 4,
Gezien Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 2, lid 1,
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Overheidsfinanciering die voldoet aan de criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vormt staatssteun en moet overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie worden aangemeld. De Raad kan evenwel krachtens artikel 109 van het Verdrag categorieën steun vaststellen die van die aanmeldingsverplichting worden vrijgesteld. Overeenkomstig artikel 108, lid 4, van het Verdrag kan de Commissie verordeningen vaststellen betreffende die categorieën staatssteun. In Verordening (EU) 2015/1588 heeft de Raad overeenkomstig artikel 109 van het Verdrag besloten dat de-minimissteun (d.w.z. steun die aan een en dezelfde onderneming wordt verleend gedurende een specifieke periode die een bepaald vast bedrag niet overschrijdt) een dergelijke categorie kan vormen. Op basis daarvan wordt de-minimissteun geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en valt deze steun bijgevolg niet onder de aanmeldingsprocedure.
- (2)
- (3)
Uit de ervaring die de Commissie heeft opgedaan bij de toepassing van de staatssteunregels op ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, lid 2, van het Verdrag verrichten, is gebleken dat het plafond beneden hetwelk voordelen die dit soort ondernemingen worden verleend, geacht kunnen worden het handelsverkeer tussen lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden of de mededinging niet te verstoren of dreigen te verstoren, in sommige gevallen kan verschillen van het algemene de-minimisplafond dat in Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie (2) is vastgesteld. Bij ten minste sommige van deze voordelen bestaat namelijk de kans dat deze een compensatie vormen voor additionele kosten die verband houden met het verrichten van diensten van algemeen economisch belang. Daarnaast is het geografische toepassingsbereik van vele activiteiten die als diensten van algemeen economisch belang kunnen worden aangemerkt, beperkt. Op grond van artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie (3) moet steun aan ondernemingen die een dienst van algemeen economisch belang verrichten, geacht worden het handelsverkeer tussen lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden of de mededinging niet te verstoren of dreigen te verstoren, mits het totale ontvangen bedrag aan steun voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang, niet meer dan 500 000 EUR over een periode van drie belastingjaren bedraagt.
- (4)
In het licht van de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van Verordening (EU) nr. 360/2012 is het passend de de-minimisregels voor steun voor diensten van algemeen economisch belang aan te passen om rekening te houden met enkele aanpassingen die in de algemene de-minimisverordening (EU) 2023/2831 worden toegepast, teneinde de consistentie te waarborgen en tegelijk rekening te houden met de specifieke kenmerken van diensten van algemeen economisch belang.
- (5)
Het plafond voor de-minimissteun voor diensten van algemeen economisch belang die één onderneming over een periode van drie jaar per lidstaat mag ontvangen, moet ook worden verhoogd tot 750 000 EUR. Dit plafond houdt rekening met de inflatie sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 360/2012 en de verwachte ontwikkelingen tijdens de geldigheidsperiode van deze verordening. Dit plafond is noodzakelijk om te garanderen dat maatregelen die onder deze verordening vallen, kunnen worden geacht het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen.
- (6)
Door een lidstaat verleende staatssteun moet in aanmerking worden genomen, zelfs indien deze geheel of ten dele wordt gefinancierd uit middelen van EU-oorsprong die onder de controle van die lidstaat staan. Het mag niet mogelijk zijn steun die het de-minimissteunplafond overschrijdt, op te splitsen in kleinere tranches om die tranches onder de toepassing van deze verordening te brengen.
- (7)
Een onderneming is, voor de toepassing van de mededingingsregels van het Verdrag, elke entiteit, of het nu een natuurlijke persoon of rechtspersoon is, die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd (4). Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft verduidelijkt dat een entiteit ‘met zeggenschapsdeelnemingen in een vennootschap’ die ‘die zeggenschap […] daadwerkelijk uitoefent door zich rechtstreeks of indirect met het bestuur ervan bezig te houden’, moet worden geacht deel te nemen aan de economische activiteit van die onderneming. Een dergelijke entiteit moet bijgevolg zelf als een onderneming in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag (5) worden aangemerkt. Het Hof van Justitie heeft bepaald dat alle entiteiten die (juridisch of feitelijk) onder de zeggenschap staan van dezelfde entiteit, als één onderneming moeten worden beschouwd (6).
- (8)
Met het oog op rechtszekerheid en om de administratieve lasten te verlichten, moet deze verordening een duidelijke en limitatieve lijst van criteria verstrekken aan de hand waarvan kan worden bepaald wanneer twee of meer ondernemingen in dezelfde lidstaat als één onderneming moeten worden beschouwd. De Commissie heeft uit de vaststaande criteria voor het definiëren van ‘verbonden ondernemingen’ in de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (7) en bijlage I bij Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (8), de criteria gekozen die dienstig zijn voor de toepassing van deze verordening. De criteria moeten, gelet op het toepassingsgebied van deze verordening, van toepassing zijn op zowel kmo's als grote ondernemingen en moeten garanderen dat een groep verbonden ondernemingen voor de toepassing van de de-minimisregel als één enkele onderneming wordt beschouwd. Zoals in artikel 14 van het Verdrag wordt erkend, nemen diensten van algemeen economisch belang echter een bijzondere plaats in de gemeenschappelijke waarden van de EU in en spelen zij een bijzondere rol bij het bevorderen van de sociale en territoriale samenhang. Diensten van algemeen economisch belang moeten zo goed mogelijk voldoen aan de behoeften van de gebruikers en de lidstaten moeten op de meest geschikte manier in die behoeften kunnen voorzien, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke lidstaat, met name wat betreft de verlening van sociale diensten. Ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang verrichten en geen banden met elkaar onderhouden, afgezien van het feit dat elk van hen een rechtstreekse band onderhoudt met dezelfde overheidsinstantie(s) of entiteit(en) zonder winstoogmerk, mogen daarom niet als onderling verbonden worden behandeld. Zo wordt in het geval van ondernemingen die onder de zeggenschap van dezelfde overheidsinstantie(s) of entiteit(en) zonder winstoogmerk staan, rekening gehouden met de specifieke situatie waarin de ondernemingen een zelfstandige beslissingsbevoegdheid kunnen hebben.
- (9)
Deze verordening mag alleen van toepassing zijn op steun die voor het verrichten van een dienst van algemeen economisch belang is verleend. De begunstigde onderneming moet dus schriftelijk of elektronisch worden belast met de dienst van algemeen economisch belang waarvoor de steun wordt verleend. Hoewel het besluit waarbij de onderneming met een dienst van algemeen economisch belang wordt belast, de betrokken onderneming in kennis moet stellen van de dienst van algemeen economisch belang waarvoor de steun wordt verleend, hoeft dat besluit niet noodzakelijkerwijs alle nadere gegevens te bevatten die zijn uiteengezet in artikel 4 van Besluit 2012/21/EU van de Commissie (9).
- (10)
Gelet op de bijzondere regels die in de sectoren van de primaire productie gelden (met name de primaire productie van landbouwproducten en de primaire productie van visserij- en aquacultuurproducten), gelet op het feit dat ondernemingen in die sectoren zelden met diensten van algemeen economisch belang worden belast en gelet op het risico dat steunbedragen die onder het in deze verordening vastgestelde plafond blijven, toch aan de criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag kunnen voldoen, mag deze verordening niet op die sectoren van toepassing zijn.
- (11)
Gezien de overeenkomsten die bestaan tussen de verwerking en afzet van landbouwproducten en van niet-landbouwproducten dient deze verordening te gelden voor de verwerking en afzet van landbouwproducten mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In dat verband mogen noch activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een product voor te bereiden voor de eerste verkoop (bijvoorbeeld het oogsten, maaien en dorsen van graan of het verpakken van eieren), noch de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkende bedrijven als verwerking of afzet worden beschouwd en mag deze verordening op die activiteiten dus niet van toepassing zijn.
- (12)
Gezien de aard van de activiteiten op het gebied van verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten en de overeenkomsten tussen die activiteiten en andere verwerkings- en afzetactiviteiten, moet deze verordening eveneens van toepassing zijn op ondernemingen die visserij- en aquacultuurproducten verwerken en afzetten, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In dat verband mogen noch activiteiten op het landbouwbedrijf of aan boord die nodig zijn om een dier of plant klaar te maken voor de eerste verkoop (met inbegrip van snijden, fileren of invriezen), noch de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkers als verwerking of afzet worden beschouwd en mag deze verordening op die activiteiten dus niet van toepassing zijn.
- (13)
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bepaald dat zodra de EU een regeling voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke marktordening in een bepaalde landbouwsector heeft vastgesteld, de lidstaten verplicht zijn zich te onthouden van elke maatregel die daarvan zou afwijken of er inbreuk op zou maken (10). Daarom mag deze verordening niet van toepassing zijn op steun waarvan het bedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid afgenomen of op de markt gebrachte producten in de landbouwsector. Evenmin mag zij van toepassing zijn op steun waaraan de verplichting is gekoppeld om deze met primaire landbouwproducenten te delen. Deze beginselen gelden ook voor de visserij- en aquacultuursector.
- (14)
Deze verordening mag niet van toepassing zijn op exportsteun of steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen of diensten. Zij mag met name niet van toepassing zijn op steun ter financiering van de oprichting en exploitatie van een distributienet in andere lidstaten of derde landen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft geoordeeld dat Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie (11)‘niet elke steun [uitsluit] die gevolgen voor de uitvoer zou kunnen hebben uit, maar enkel steun die, door de vorm waarin hij wordt toegekend, rechtstreeks ertoe strekt de verkopen in een andere staat te ondersteunen’ en dat ‘investeringssteun, op voorwaarde dat het beginsel en het bedrag ervan niet in een of andere vorm worden bepaald door de hoeveelheid uitgevoerde goederen, geen ‘steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer’ in de zin van artikel 1, lid 1, punt d), van Verordening (EG) nr. 1998/2006 [is] en […] hij dus niet binnen de werkingssfeer van die bepaling [valt], zelfs niet indien met de aldus gesteunde investeringen exportproducten kunnen worden ontwikkeld’ (12). Steun ter financiering van de kosten van deelneming aan handelsbeurzen of van studies of consultancydiensten die noodzakelijk zijn voor de introductie van een nieuw of een bestaand product op een nieuwe markt in een andere lidstaat of in een derde land, is in de regel geen exportsteun.
- (15)
De voor de toepassing van deze verordening in aanmerking te nemen periode van drie jaar moet op voortschrijdende grondslag worden beoordeeld. Bij elke nieuwe verlening van de-minimissteun moet het totale in de drie voorgaande jaren aan de-minimissteun verleende bedrag in aanmerking worden genomen.
- (16)
Wanneer een onderneming actief is in een van de van het toepassingsgebied van deze verordening uitgesloten sectoren en ook actief is in andere sectoren of andere activiteiten verricht, moet deze verordening van toepassing zijn op die andere sectoren of activiteiten, mits de betrokken lidstaat, met passende middelen zoals een scheiding van de activiteiten of een uitsplitsing van de kosten, ervoor zorgt dat de activiteiten in de uitgesloten sectoren geen de-minimissteun genieten. Hetzelfde beginsel moet gelden wanneer een onderneming actief is in sectoren waarvoor lagere de-minimisplafonds gelden. Indien een onderneming niet kan garanderen dat de activiteiten in sectoren waarvoor lagere de-minimisplafonds gelden, slechts tot die lagere plafonds de-minimissteun ontvangen, moet het laagste plafond gelden voor alle activiteiten van de onderneming.
- (17)
Er moeten regels worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat de maximale steunintensiteiten die in de relevante staatssteunverordeningen of besluiten van de Commissie zijn vastgesteld, niet kunnen worden omzeild. Tevens moeten duidelijke regels worden vastgesteld inzake cumulatie.
- (18)
Deze verordening sluit de mogelijkheid niet uit dat een maatregel op andere dan de in deze verordening vastgestelde gronden niet als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag wordt beschouwd, bijvoorbeeld wanneer de maatregel voldoet aan het beginsel van de marktdeelnemer in een markteconomie of wanneer geen overdracht van staatsmiddelen plaatsvindt. Met name centraal door de Commissie beheerde EU-financiering die niet direct of indirect onder de controle van de lidstaat staat, vormt geen staatssteun en hoeft niet in aanmerking te worden genomen wanneer wordt bepaald of het in deze verordening bepaalde plafond is overschreden.
- (19)
Deze verordening omvat niet alle situaties waarin een maatregel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet beïnvloedt en de mededinging niet vervalst of dreigt te vervalsen. Er kunnen situaties zijn waarin een begunstigde goederen of diensten levert aan een beperkt gebied (bv. een insulaire of ultraperifere regio) in een lidstaat en het niet waarschijnlijk is dat die begunstigde klanten van andere lidstaten aantrekt, en niet kon worden voorzien dat de maatregel meer dan een gering gevolg zal hebben voor de voorwaarden van grensoverschrijdende investeringen of vestigingen. Dergelijke maatregelen moeten per geval worden beoordeeld.
- (20)
Deze verordening mag geen gevolgen hebben voor de toepassing van Verordening (EU) 2023/2831 op ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang verrichten. De lidstaten moeten, wat betreft de steun voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang, de vrijheid behouden zich te beroepen op ofwel de onderhavige verordening ofwel Verordening (EU) 2023/2831.
- (21)
Het Hof van Justitie heeft in zijn Altmark-arrest (13) een aantal voorwaarden vastgesteld waaraan moet zijn voldaan opdat compensatie voor het verrichten van een dienst van algemeen economisch belang geen staatssteun vormt. Die voorwaarden zorgen ervoor dat compensatie die beperkt blijft tot de nettokosten die efficiënte ondernemingen maken om een dienst van algemeen economisch belang te verrichten, geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag vormt. Indien niet aan die voorwaarden wordt voldaan, vormt de compensatie staatssteun die op grond van de toepasselijke EU-regels verenigbaar kan worden verklaard. Om te voorkomen dat deze verordening wordt toegepast om de voorwaarden van het Altmark-arrest te omzeilen en om te vermijden dat op grond van deze verordening de-minimissteun wordt verleend die het handelsverkeer ongunstig beïnvloedt doordat deze wordt gecumuleerd met een andere compensatie voor dezelfde dienst van algemeen economisch belang, mag de op grond van deze verordening verleende steun niet worden gecumuleerd met enige andere compensatie ten behoeve van diezelfde dienst, ongeacht of deze staatssteun vormt op grond van het Altmark-arrest dan wel verenigbare staatssteun is op grond van Besluit 2012/21/EU of van Mededeling van de Commissie — EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (14).
- (22)
Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en doeltreffend toezicht mag deze verordening alleen van toepassing zijn op de-minimissteun waarvan het precieze bruto-subsidie-equivalent vooraf kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd (‘transparante steun’). Een dergelijke precieze berekening is bijvoorbeeld mogelijk voor subsidies, rentesubsidies, belastingvrijstellingen waarvoor een maximum geldt, of voor andere instrumenten die in een maximum voorzien dat garandeert dat het desbetreffende plafond niet wordt overschreden. De vaststelling van een maximum betekent dat de lidstaat, zolang het precieze steunbedrag niet bekend is, moet aannemen dat het bedrag gelijk is aan het maximum voor de maatregel om te garanderen dat diverse steunmaatregelen tezamen het in deze verordening vastgestelde plafond niet overschrijden en om de regels inzake cumulering toe te passen.
- (23)
Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en de correcte toepassing van het de-minimisplafond moeten alle lidstaten dezelfde berekeningsmethode toepassen om het totale bedrag aan verleende steun te berekenen. Om de berekening te vergemakkelijken, moeten steunbedragen die in een andere vorm dan een subsidie worden verleend, naar hun bruto-subsidie-equivalent worden omgerekend. Ter berekening van het bruto-subsidie-equivalent voor andere transparante soorten steun dan subsidies of voor in verschillende tranches uit te keren steun, moeten de marktrentepercentages worden gebruikt die van toepassing zijn op het tijdstip dat dit soort steun wordt verleend. Met het oog op een uniforme, transparante en eenvoudige toepassing van de staatssteunregels moeten, voor de toepassing van deze verordening, de referentiepercentages die zijn vastgelegd in overeenstemming met de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld, als toepasselijke marktrentepercentages gelden (15).
- (24)
Steun vervat in leningen, waaronder ook de-minimisrisicofinancieringssteun in de vorm van leningen, moet als transparante de-minimissteun worden beschouwd indien voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent de marktrentepercentages zijn gebruikt die van toepassing zijn op het tijdstip van de steunverlening. Om de behandeling van kleine, kortlopende leningen te vereenvoudigen, moet worden voorzien in een duidelijke regel, die gemakkelijk is toe te passen en die rekening houdt met zowel het bedrag als de looptijd van de lening. Leningen die zijn afgedekt door zekerheden ten belope van ten minste 50 % van het leningbedrag en die ten hoogste ofwel 3 750 000 EUR en een looptijd van vijf jaar ofwel 1 875 000 EUR en een looptijd van tien jaar betreffen, kunnen worden beschouwd als leningen met een bruto-subsidie-equivalent dat het de-minimisplafond niet overschrijdt. Dit is gebaseerd op de ervaring van de Commissie, de inflatie sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 360/2012 en de verwachte ontwikkeling van de inflatie tijdens de toepassingperiode van deze verordening. Gezien de moeilijkheden die zijn verbonden aan het bepalen van het bruto-subsidie-equivalent van steun die wordt verleend aan ondernemingen die misschien niet in staat zijn de lening terug te betalen (bijvoorbeeld omdat tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure loopt of omdat zij beantwoordt aan de criteria volgens het nationale recht om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen), mag deze regel niet op die ondernemingen van toepassing zijn.
- (25)
Steun vervat in kapitaalinjecties mag alleen als transparante de-minimissteun worden beschouwd indien het totale bedrag aan door de overheid ingebrachte injectie onder het de-minimisplafond blijft. Steun vervat in risicofinancieringsmaatregelen in de vorm van investeringen in aandelenkapitaal of hybride kapitaal, als bedoeld in de richtsnoeren inzake risicofinanciering (16), mag alleen als transparante de-minimissteun worden beschouwd indien het met de betrokken maatregel verstrekte kapitaal onder het de-minimisplafond blijft.
- (26)
Steun vervat in garanties, met inbegrip van de-minimisrisicofinancieringssteun in de vorm van garanties, moet als transparant worden beschouwd indien het bruto-subsidie-equivalent is berekend op basis van de safe-harbour-premies die voor het betrokken soort onderneming in een mededeling van de Commissie zijn vastgesteld (17). Deze verordening moet voorzien in duidelijke regels, die rekening houden met zowel het bedrag van de onderliggende lening als met de looptijd van de garantie. Het vaststellen van duidelijke regels moet helpen bij het vereenvoudigen van de behandeling van kortlopende garanties ten behoeve van maximaal 80 % van een betrekkelijk kleine lening, waarbij verliezen evenredig en op dezelfde wijze worden geleden door de kredietgever en de garantiegever, en nettoterugvordering van de lening uit de door de kredietnemer verstrekte zekerheden de verliezen van de kredietgever en garantiegever evenredig vermindert. Die regels mogen niet gelden voor garanties voor onderliggende transacties die geen lening zijn, zoals garanties voor eigen-vermogenstransacties. Op basis van de ervaring van de Commissie, de inflatie sinds de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 360/2012 en de verwachte ontwikkeling van de inflatie tijdens de geldigheidsduur van deze verordening moet de garantie worden beschouwd als garantie met een bruto-subsidie-equivalent dat het de-minimisplafond niet overschrijdt indien i) de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt, ii) het garantiebedrag ten hoogste 5 625 000 EUR bedraagt; en iii) de looptijd van de garantie ten hoogste vijf jaar bedraagt. Hetzelfde geldt indien i) de garantie niet meer dan 80 % van de onderliggende lening bedraagt, ii) het garantiebedrag ten hoogste 2 813 036 EUR bedraagt; en iii) de looptijd van de garantie ten hoogste tien jaar bedraagt.
- (27)
Daarnaast kunnen de lidstaten voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent van garanties een methode gebruiken die bij de Commissie is aangemeld op grond van een andere op dat tijdstip toepasselijke verordening van de Commissie op het gebied van staatssteun, en door de Commissie is goedgekeurd als in overeenstemming met de garantiemededeling (18) of een mededeling ter vervanging daarvan. De lidstaten kunnen dit enkel doen indien die methode uitdrukkelijk is toegespitst op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die in het kader van de toepassing van deze verordening in het geding zijn.
- (28)
Bij aanmelding door een lidstaat moet de Commissie nagaan of een maatregel die geen subsidie, lening, garantie, kapitaalinjectie, risicofinancieringsmaatregel in de vorm van een investering in aandelenkapitaal of hybride kapitaal, belastingvrijstelling waarvoor een maximum geldt of ander instrument dat voorziet in een maximum is, een bruto-subsidie-equivalent oplevert dat het de-minimisplafond niet overschrijdt en dus onder het toepassingsgebied van deze verordening kan vallen.
- (29)
De Commissie heeft de plicht erop toe te zien dat de staatssteunregels worden nageleefd en dat zij in overeenstemming zijn met het in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde beginsel van loyale samenwerking. De lidstaten moeten de vervulling van deze taak vergemakkelijken door te beschikken over de nodige instrumenten om te waarborgen dat het totale bedrag dat per onderneming volgens de de-minimisregel aan de-minimissteun voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang ontvangt, het totale toegestane plafond niet overschrijdt. De lidstaten moeten de verleende steun monitoren om ervoor te zorgen dat het in deze verordening bepaalde plafond niet wordt overschreden en de regels inzake cumulering worden nageleefd. Om aan die monitoringverplichting te voldoen, moet de betrokken lidstaat uiterlijk vanaf 1 januari 2026 volledige informatie over de verleende de-minimissteun verstrekken in een centraal register op nationaal of EU-niveau, en controleren of door een nieuwe steunverlening het in deze verordening bepaalde plafond niet wordt overschreden. Het centrale register helpt de administratieve lasten voor ondernemingen te verminderen. Ondernemingen zijn op grond van deze verordening niet langer verplicht om alle andere ontvangen de-minimissteun bij te houden en aan te geven, zodra het centrale register gegevens voor een periode van 3 jaar bevat. Voor de toepassing van deze verordening wordt de controle op de naleving van het in deze verordening vastgestelde plafond in beginsel gebaseerd op de informatie in het centrale register.
- (30)
Elke lidstaat kan een nationaal centraal register opzetten. Bestaande nationale centrale registers die aan de voorschriften van deze verordening voldoen, mogen verder worden gebruikt. De Commissie zal op het niveau van de EU een centraal register opzetten dat vanaf 1 januari 2026 door de lidstaten kan worden gebruikt.
- (31)
Aangezien administratieve lasten en regelgevingsbelemmeringen voor de meeste kmo's een probleem vormen en de Commissie ernaar streeft de lasten die voortvloeien uit rapportageverplichtingen met 25 % te verminderen (19), moet elk centraal register zo worden opgezet dat de administratieve lasten worden verminderd. Goede administratieve praktijken, zoals die welke zijn vastgesteld in de verordening betreffende één digitale toegangspoort (20), kunnen worden gebruikt als referentie voor het opzetten en beheren van het centrale register op EU-niveau en van de nationale centrale registers.
- (32)
Transparantieregels moeten zorgen voor een betere naleving van de regels, een sterkere verantwoordingsplicht, collegiale toetsing en uiteindelijk voor een doeltreffendere besteding van overheidsmiddelen. De bekendmaking van de naam van de begunstigde van de steun in een centraal register dient het rechtmatige belang van transparantie door het publiek te informeren over het gebruik van overheidsmiddelen van de lidstaten. Het doet geen onnodige afbreuk aan het recht van begunstigden op bescherming van hun persoonsgegevens, mits de bekendmaking in het centrale register van persoonsgegevens in overeenstemming is met de EU-regels inzake gegevensbescherming (21). De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om specifieke vermeldingen te pseudonimiseren wanneer dat nodig is om te voldoen aan de EU-regels inzake gegevensbescherming.
- (33)
In de verordening moet een reeks voorwaarden worden vastgesteld waarop maatregelen die die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, kunnen worden geacht het handelsverkeer tussen de lidstaten niet te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. Daarom moet deze verordening ook van toepassing zijn op vóór haar inwerkingtreding verleende steun indien alle daarin vervatte voorwaarden zijn vervuld. Evenzo moet steun die voldeed aan de criteria in Verordening (EU) nr. 360/2012 en tussen 29 april 2012 en 31 december 2023 werd verleend worden beschouwd als vrijgesteld van de aanmelding op grond van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.
- (34)
Aangezien het staatssteunbeleid geregeld moet worden herzien, moet de geldigheidsduur van deze verordening worden beperkt. Deze verordening vervangt Verordening (EU) nr. 360/2012 wanneer deze vervalt.
- (35)
Ingeval de geldigheidsduur van deze verordening verstrijkt zonder dat deze is verlengd, moeten de lidstaten voor onder deze verordening vallende de-minimissteun beschikken over een aanpassingsperiode van zes maanden,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 248 van 24.9.2015, blz. 1.
Verordening (EU) 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L, 2023/2831, 15.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/2831/oj).
Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PB L 114 van 26.4.2012, blz. 8).
Arrest van het Hof van Justitie van 10 januari 2006, Cassa di Risparmio di Firenze e.a., C-222/04, EU:EU:C:2006:8, punt 107.
Ibid., punten 112 en 113.
Arrest van het Hof van Justitie van 13 juni 2002, Nederland/Commissie, C-382/99, ECLI:EU:C:2002:363.
Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).
Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3).
Arrest van het Hof van Justitie van 12 december 2002, Frankrijk/Commissie, C-456/00, ECLI:EU:C:2002:753, punt 31.
Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5).
Arrest van het Hof van Justitie van 28 februari 2018, ZPT AD/Narodno sabranie na Republika Bulgaria e.a., C-518/16, ECLI:EU:C:2018:126, punten 55 en 56.
Arrest van het Hof van Justitie van 24 juli 2003, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg, C-280/00, ECLI:EU:C:2003:415, punten 88–93.
Mededeling van de Commissie — EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2011) (PB C 8 van 11.1.2012, blz. 15).
Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen (PB C 508 van 16.12.2021, blz. 1).
Bijvoorbeeld de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10).
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Steunpakket voor kmo's (COM(2023) 535 final).
Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1); Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).