Einde inhoudsopgave
Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
Artikel 138
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2018
- Bronpublicatie:
26-07-2017, Stb. 2017, 317 (uitgifte: 17-08-2017, kamerstukken: 34588)
- Inwerkingtreding
01-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-04-2018, Stb. 2018, 119 (uitgifte: 26-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Preventie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Grondrechten
Informatierecht / ICT-recht
Openbare orde en veiligheid / Terrorismebestrijding
1.
Indien de staat in een civielrechtelijke procedure door de rechter op grond van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt bevolen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen en deze dit met een beroep op geheimhouding wegens gewichtige redenen weigert worden de desbetreffende inlichtingen of bescheiden ter vertrouwelijke kennisneming aan de rechter verstrekt onderscheidenlijk overgelegd door deze ter inzage te geven zonder dat hiervan een afschrift wordt vervaardigd, teneinde de rechter in de gelegenheid te stellen te beoordelen of de weigering van de staat gerechtvaardigd is.
2.
Indien de rechter van oordeel is dat de weigering, bedoeld in het eerste lid, gerechtvaardigd is, kan de staat de rechter desalniettemin toestaan de inlichtingen of de bescheiden die hem ter vertrouwelijke kennisneming zijn verstrekt onderscheidenlijk aan hem zijn overgelegd of ter inzage gegeven, te betrekken bij de beoordeling van de zaak, zonder dat enig ander dan de rechter hiervan kennis zal mogen nemen. De rechter doet in dat geval alleen mede op grond van die inlichtingen of bescheiden uitspraak indien de wederpartij daartoe toestemming heeft verleend. De rechter kan uit het niet verlenen van die toestemming de gevolgtrekking maken die hij geraden acht.
3.
De rechter verzoekt zich te mogen verschonen overeenkomstig artikel 40van het van het[lees: van het] Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering indien:
- a.
de rechter van oordeel is dat de weigering, bedoeld in het eerste lid, gerechtvaardigd is, en hij van minimaal één van beide partijen geen toestemming heeft gekregen de inlichtingen of de bescheiden die hem ter vertrouwelijke kennisneming zijn verstrekt onderscheidenlijk aan hem zijn overgelegd of ter inzage gegeven, te betrekken bij de beoordeling van de zaak;
- b.
de rechter van oordeel is dat de weigering, bedoeld in het eerste lid, niet gerechtvaardigd is, maar de staat desalniettemin in die weigering volhardt.
Artikel 41 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van toepassing.
4.
In een geval als bedoeld in het derde lid, onder a of b, worden de bescheiden die overeenkomstig het eerste lid ter vertrouwelijke kennisneming aan de rechter zijn overgelegd of ter inzage gegeven, onverwijld aan de staat teruggezonden.