NJB 2024/1952:Klachtplicht. Arbeidsovereenkomst. Een werknemer werkt vanaf 2011 tot juni 2018 in loondienst in een café. In november 2018 klaagt hij dat hij na sluitingstijd moest opruimen en dat die werkuren niet zijn uitbetaald. Hoge Raad: 1. Klachtplicht bij verbintenissen uit hoofde van een arbeidsovereenkomst. Art. 6:89 BW is in beginsel van toepassing op alle verbintenissen, waaronder die uit hoofde van een arbeidsovereenkomst en die tot betaling van een geldsom. Dat laat onverlet dat de aard en inhoud van de rechtsverhouding en de aard en inhoud van de prestatie wel behoren tot de omstandigheden die van belang zijn bij de beoordeling of de schuldeiser aan zijn klachtplicht heeft voldaan. 2. Niet presteren/ gedeeltelijk presteren. Het niet volledig betalen van loon of een overwerkvergoeding is niet naar zijn aard het in het geheel niet verrichten van een prestatie. Of gedeeltelijk is gepresteerd of in het geheel niet, hangt af van de omstandigheden van het geval. 3. Relevante omstandigheden. De in het onderdeel genoemde omstandigheden (onder meer: intimiderende houding van de werkgever) zijn van belang voor het antwoord op de vraag wat in dit geval van de werknemer uit hoofde van art. 6:89 BW kon worden verlangd en of de werknemer daaraan heeft voldaan. Het hof had deze omstandigheden kenbaar in zijn beoordeling moeten betrekken.