Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
Artikel 141 ter Beperkingen op uitkeringen bij het niet voldoen aan het hefboomratiobuffervereiste
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2020, L 212).
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/878)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/878)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Instellingen die aan het hefboomratiobuffervereiste voldoen op grond van artikel 92, lid 1 bis, van Verordening (EU) nr. 575/2013, verrichten geen uitkeringen in verband met tier 1-kapitaal die ertoe leiden dat dit kapitaal wordt verlaagd tot een peil waarop niet langer aan het hefboomratiobuffervereiste wordt voldaan.
2.
Instellingen die niet aan het hefboomratiobuffervereiste voldoen, berekenen het met de hefboomratio verband houdende maximaal uitkeerbare bedrag (leverage ratio related maximum distributable amount; L-MDA) overeenkomstig lid 4 en delen het L-MDA mee aan de daarvoor bevoegde autoriteit.
Indien de eerste alinea van toepassing is, verrichten de instellingen geen van de volgende handelingen voordat zij het L-MDA hebben berekend:
- a)
een uitkering verrichten in verband met tier 1-kernkapitaal;
- b)
een verplichting aangaan tot het betalen van variabele beloning of van uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen, of tot het betalen van variabele beloning als de betalingsverplichting is aangegaan op het ogenblik dat de instelling niet aan het hefboomratiobuffervereiste voldeed, of
- c)
betalingen verrichten op instrumenten van het aanvullend tier 1-kapitaal.
3.
Indien een instelling niet aan het hefboomratiobuffervereiste voldoet of dit niet overschrijdt, keert zij niet meer uit dan het L-MDA berekend overeenkomstig lid 4 door middel van een handeling als bedoeld in de punten a), b) en c) van lid 2, tweede alinea.
4.
De instellingen berekenen het L-MDA door de overeenkomstig lid 5 berekende som te vermenigvuldigen met de overeenkomstig lid 6 bepaalde factor. Het L-MDA wordt verminderd met de bedragen die uit de in lid 2, tweede alinea, punt a), b) of c), bedoelde maatregelen voortvloeien.
5.
Het overeenkomstig lid 4 te vermenigvuldigen bedrag bestaat uit:
- a)
tussentijdse winsten die niet in het tier 1-kernkapitaal op grond van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn opgenomen, exclusief elke uitkering van winst of elke betaling in verband met de in lid 2, tweede alinea, punt a), b) of c), van dit artikel vermelde handelingen;
vermeerderd met
- b)
eindejaarswinsten die niet in het tier 1-kernkapitaal op grond van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 zijn opgenomen, exclusief elke uitkering van winst of elke betaling in verband met de in lid 2, tweede alinea, punt a), b) of c), van dit artikel vermelde handelingen;
min
- c)
bedragen die als belasting verschuldigd zouden zijn als de in dit lid, punt a) en punt b), genoemde elementen werden ingehouden.
6.
De in lid 4 bedoelde factor wordt als volgt bepaald:
- a)
indien het door de instelling aangehouden tier 1-kapitaal dat niet wordt gebruikt om te voldoen aan de vereisten van artikel 92, lid 1, punt d)) van Verordening (EU) nr. 575/2013, en artikel 104, lid 1, punt a), van deze richtlijn, wanneer het risico van buitensporige hefboomwerking niet voldoende wordt gedekt door artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, uitgedrukt als een percentage van de totale risicoblootstelling, berekend in overeenstemming met artikel 429, lid 4, van die Verordening, binnen het eerste (dit wil zeggen het laagste) kwartiel van het hefboomratiobuffervereiste ligt, is de factor 0;
- b)
indien het door de instelling aangehouden tier 1-kapitaal dat niet wordt gebruikt om te voldoen aan de vereisten van artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 104, lid 1, punt a), van deze richtlijn, wanneer het risico van buitensporige hefboomwerking niet voldoende wordt gedekt door artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, uitgedrukt als een percentage van de totale risicoblootstelling, berekend in overeenstemming met artikel 429, lid 4, van die verordening, binnen het tweede kwartiel van het hefboomratiobuffervereiste ligt, is de factor 0,2;
- c)
indien het door de instelling aangehouden tier 1-kapitaal dat niet wordt gebruikt om te voldoen aan de vereisten van artikel 92, lid 1, punt d) van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 104, lid 1, punt a), van deze richtlijn, wanneer het risico van buitensporige hefboomwerking niet voldoende wordt gedekt door artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, uitgedrukt als een percentage van de totale risicoblootstelling, berekend in overeenstemming met artikel 429, lid 4, van die verordening, binnen het derde kwartiel van het hefboomratiobuffervereiste ligt, is de factor 0,4;
- d)
indien het door de instelling aangehouden tier 1-kapitaal dat niet wordt gebruikt om te voldoen aan de vereisten van artikel 92, lid 1, punt d) van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 104, lid 1, punt a), van deze richtlijn, wanneer het risico van buitensporige hefboomwerking niet voldoende wordt gedekt door artikel 92, lid 1, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, uitgedrukt als een percentage van de totale risicoblootstelling, berekend in overeenstemming met artikel 429, lid 4, van die verordening, binnen het vierde (dat wil zeggen het hoogste) kwartiel van het hefboomratiobuffervereiste ligt, is de factor 0,6.
De ondergrens en de bovengrens van elk kwartiel van het hefboomratiobuffervereiste worden als volgt berekend:
Ondergrens van kwartiel = Hefboomratiobuffervereiste / 4 × (Qn − 1)
Bovengrens van kwartiel = Hefboomratiobuffervereiste / 4 × Qn
waarbij:
Qn = het volgnummer van het desbetreffende kwartiel.
7.
De bij dit artikel vastgestelde beperkingen zijn uitsluitend van toepassing op betalingen die resulteren in een vermindering van het tier 1-kapitaal of in een vermindering van de winst, en indien opschorting van betaling of niet-betaling geen wanbetaling vormt en evenmin een voorwaarde is voor het inleiden van een procedure overeenkomstig de op de instelling toepasselijke insolventieregeling.
8.
Indien een instelling niet voldoet aan het hefboomratiobuffervereiste en voornemens is een deel van haar uitkeerbare winst uit te keren of een in lid 2, tweede alinea, onder a), b) en c), van dit artikel vermelde handeling te stellen, stelt zij de bevoegde autoriteit daarvan in kennis en verstrekt zij de informatie, bedoeld in artikel 141, lid 8, met uitzondering van punt a), iii), daarvan, en het L-MDA, berekend overeenkomstig lid 4 van dit artikel.
9.
De instellingen passen regelingen toe die ervoor zorgen dat het bedrag van de uitkeerbare winst en het L-MDA nauwkeurig worden berekend, en zijn in staat op verzoek de nauwkeurigheid van deze berekening aan de bevoegde autoriteit aan te tonen.
10.
Voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel omvat een uitkering in verband met tier 1-kapitaal de bestanddelen die worden opgesomd in artikel 141, lid 10.