NJ 1924, p. 835
Dwaling bij het aangaan van een borgtocht. Zelfstandigheid der zaak. Grond voor het aangaan der verbintenis.
HR 30-05-1924, ECLI:NL:HR:1924:4 (Schoonmoederarrest)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 mei 1924
- Magistraten
Mrs. Bosch, Hesse, Jhr. Feith, Kosters en Ort
- Zaaknummer
[30051924/NJ_1924,_p._835]
- Roepnaam
Schoonmoederarrest
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS121149:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1924:4, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑05‑1924
- Wetingang
(BW art. 1358.)
Essentie
Dwaling bij het aangaan van een borgtocht. Zelfstandigheid der zaak. Grond voor het aangaan der verbintenis.
Samenvatting
Dwaling omtrent de zelfstandigheid der zaak is mede aanwezig, indien de dwaling betreft omstandigheden, welke voor de partij, die zich verbond, den eigenlijken grond voor tiet aangaan der verbintenis opleveren en de wederpartij zulks weet of geacht moet worden dit te hebben begrepen, en aldus van de juistheid van dezen grond het aangaan der overeenkomst afhankelijk is gesteld. De onjuiste voorstelling, bij verweerster gewekt aangaande de beteekenis en de gevolgen van den door haar aangeganen borgtocht (het redden van haar schoonzoon en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.