Einde inhoudsopgave
Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015
Artikel 63
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
17-11-2021, Stb. 2021, 570 (uitgifte: 26-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2021, Stb. 2021, 601 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
1.
Onze Minister kan in een geval als bedoeld in artikel 62, eerste lid, onderdeel a, b of c, uitsluitend terstond nadat hij heeft vastgesteld dat een zodanig geval zich heeft voorgedaan, bepalen dat een toegelaten instelling, zolang zij niet voldoet aan artikel 48, eerste lid, eerste volzin, van de wet, geen compensatie toekomt in de vorm, bedoeld in artikel 1, eerste lid, begripsomschrijving van compensatie, onderdeel a of c, van de wet, voor werkzaamheden met betrekking tot welke na zijn besluit uit schriftelijke, uitsluitend op die werkzaamheden betrekking hebbende, stukken komt te blijken dat wordt beoogd daarmee een aanvang te maken. Bij de toepassing van de eerste volzin wordt, indien van toepassing, het overeenkomstig artikel 60 vastgestelde percentage in aanmerking genomen. Artikel 62, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Onze Minister vordert, indien de toegelaten instelling compensatie heeft verkregen in strijd met een besluit als bedoeld in het eerste lid, die compensatie terug.