RI 2023/35
Hoe wordt de onderlinge draagplicht van hoofdelijk verbonden (concern)vennootschappen vastgesteld?
HR 24-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:295
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 februari 2023
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, M.V. Polak, F.R. Salomons, G.C. Makkink, K. Teuben
- Zaaknummer
22/02224
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS700851:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:295, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑02‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1237, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 07‑12‑2022
- Wetingang
Essentie
Hoofdelijkheid. Interne draagplicht. Prejudiciële beslissing.
Hoe wordt de onderlinge draagplicht van hoofdelijk verbonden (concern)vennootschappen vastgesteld?
Speelt indirect profijt van een financiering waarvoor hoofdelijk aansprakelijk, een rol?
Samenvatting
Brogema Real Estate B.V. (BRE) en De Buurtzuster B.V. zijn zustervennootschappen. De Buurtzuster verleent zorg op locatie; BRE heeft onroerend goed dat zij verhuurt aan bewoners aan wie De Buurtzuster zorg verleent. Rabobank heeft het onroerend goed van BRE gefinancierd. De Buurtzuster heeft zich hoofdelijk tot terugbetaling van dat krediet verbonden. De Buurtzuster is in staat van faillissement verklaard. Uit de opbrengst van door haar verstrekte zekerheden voldoet Rabobank de schuld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.