JAR 2017/19
Voorwaardelijke ontbinding ook onder de Wwz mogelijk. Bewijsrecht geldt ook in ontbindingsprocedures.
HR 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2998
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 december 2016
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
16/02674
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2998, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:998, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑10‑2016
- Wetingang
Art. 7:671b, 7:669 lid 3, 7:681, 7:683, 7:677 BW; art. 392 Rv; art. 7:686a BW; art. 284, 361 Rv
Essentie
Op 26 februari 2016 heeft de werkgever de werknemer op staande voet ontslagen omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag, fysiek geweld, verbale agressie en pestgedrag. De werknemer heeft vernietiging van het ontslag verzocht, waarna de werkgever (voorwaardelijk) ontbinding heeft gevraagd. De kantonrechter heeft prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de mogelijkheid van een voorwaardelijke ontbinding onder de Wwz en over de toepassing van het bewijsrecht.
De Hoge Raad overweegt in de eerste plaats dat een werkgever ook onder de Wwz kan worden ontvangen in een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding. Het is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.