GiEA Curaçao, 20-01-2014, nr. AR 66053/2013
ECLI:NL:OGEAC:2014:1
- Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Curaçao
- Datum
20-01-2014
- Zaaknummer
AR 66053/2013
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAC:2014:1, Uitspraak, Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, 20‑01‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 20‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Betreft vordering tot rectificatie. President van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten zou schuldig hebben gemaakt aan corruptie, criminele handelingen en betrokkenheid bij financiële malversaties en publiek geld hebben gestoken in de zogenaamde SI-campagne voorafgaande aan het referendum van 2009. Het Gerecht oordeelt dat toewijzing een beperking zal inhouden van de uitingsvrijheid. Dit kan slecht indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in democratische samenleving. In aanmerking wordt genomen dat in de context van een verhit publiek debat over zaken van algemeen belang, zoals hier aan de orde -volgens het Europese Hof- 'a degree of exaggeration should be tolerated' en dat de uitingsvrijheid zich ook uitstrekt tot uitingen 'that offend, shock or disturb'. De stelling dat eiser geen gelegenheid is gegeven te reageren maakt de publicatie op zichzelf niet onrechtmatig. Bovendien lijkt het weinig zinvol een reactie te vragen aan iemand die daarop eerder niet heeft gereageerd ondanks dringende verzoeken. Vorderingen worden geweigerd.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te Curaçao,
eiser,
gemachtigden: mrs. L.M. Virginia en R.M. Bottse,
tegen:
de stichting FUNDASHON KORSOU FUERTE I OUTONOMO,
gevestigd te Curaçao,verschenen in de personen van haar bestuursleden
mrs. C.A. Peterson, E. Sulvaran en A.W.P. Eustatius.
Partijen zullen hierna [eiser] en KFO worden genoemd.
Verloop van de procedure
[eiser] heeft gesteld en gevorderd als vermeld in het inleidend verzoekschrift met producties, dat op 4 december 2013 ter griffie is ingekomen. KFO heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
Ter zitting waren namens [eiser] diens beide gemachtigden aanwezig en namens KFO haar drie hiervoor genoemde bestuursleden. Na verder debat is vonnis gevraagd.
Feiten
1.
Het Gerecht is uitgegaan van de volgende feiten:
a. [eiser] is sinds 1991 president van de Centrale Bank van de Nederlandse Antillen, thans de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten.
b. KFO is een stichting die ijvert voor een daadwerkelijk autonoom Curaçao, namelijk zonder de “koloniale” consensus rijkswetten. In de jaren tot aan het referendum van 2009 behoorde KFO tot het NO-kamp, dat wil zeggen tegen de staatkundige verandering met consensus rijkswetten zoals die later is doorgevoerd.
c. Op 21 oktober 2013 heeft KFO een in het Papiaments gesteld persbericht doen uitgaan, waarin wordt gesteld dat er geen reden is om op 10 oktober de autonomie van Curaçao te vieren, omdat Curaçao door de toegenomen controle vanuit Nederland op 10 oktober 2010 juist minder autonoom is geworden. Die Nederlandse controle strekt zich volgens dit bericht onder meer uit tot het Openbaar Ministerie. In het persbericht wordt fel van leer getrokken tegen de gang van zaken bij het referendum van 2009 en het SI-kamp, waartoe [eiser] wordt gerekend, en tegen de rol die (de president van) de Centrale Bank in de aanloop naar het referendum zou hebben gespeeld. Over het persbericht is in de dagen daarop in diverse Papiaments- en Nederlandstalige kranten gepubliceerd.
d. Het persbericht bevat - in een Nederlandse vertaling waarin beide partijen zich kunnen vinden - onder meer de volgende passages:
I. Dit heeft reeds geresulteerd in de hardnekkige weigering door het Openbaar Ministerie op Curaçao om onderzoek naar en vervolging in te stellen van de criminele handelingen door de controversiële President van de directie van de Centrale Bank van Curaçao, [eiser], alhoewel er sterke aanwijzingen zijn dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan corruptieve handelingen, waaronder met betrekking tot zijn pensioen en de zaken bij Hotel Renaissance.
II. Nu zijn er sterke aanwijzingen dat deze President zijn functie heeft misbruikt en ervoor heeft gezorgd dat de Centrale Bank publieke middelen heeft aangewend ten einde de uitkomst van het referendum van 2009 te beïnvloeden.
III. ... de Centrale Bank, onder leiding van de figuur [eiser], heeft publiek geld gestopt in de keuze voor optie JA met Nederland (denk eens in: de koloniale machthebber) welke optie door de politieke machthebbers werd gepropageerd.
IV. Nu blijkt dat de regering van destijds en de President van de Centrale Bank malversaties hebben gepleegd met geld van de Centrale Bank ten behoeve van de financiering van de vuile en criminele campagne om op die wijze te bewerkstelligen dat de optie JA een zeer kleine winstmarge zou behalen bij het referendum van 2009.
V. Bij de controle door de Rekenkamer van Curaçao van de jaarrekening 2009 van de Nederlandse Antillen, waarvoor de Minister van Financiën van de Nederlandse Antillen destijds verantwoordelijk was, is gebleken dat de President van de Centrale Bank meer dan 8 miljoen gulden heeft gepompt in de inspanningen van het JA kamp om Curaçao nog meer in de greep te laten geraken van het Nederlandse kolonialisme.
VI. Wij bestrijden de rechtsgeldigheid van het referendum van 2009, dat de vrucht is van corruptieve handelingen en dat door dezelfde club teken van altijd in elkaar is gezet met als enig doel om zoveel mogelijk publieke gelden te pakken, om zo hun positie te verstevigen of om zichzelf en hun consorten in het kwaad te verrijken.
Geschil
2. [
eiser] vordert dat KFO wordt bevolen om binnen 24 uur na het wijzen van dit vonnis over te gaan tot het plaatsen van een rectificatie als in het inleidend verzoekschrift vermeld, met verwijzing van KFO in de proceskosten.Die rectificatie moet inhouden dat het Gerecht de publicatie onrechtmatig heeft bevonden en dat KFO geen enkel bewijs heeft op grond waarvan zou mogen worden aangenomen dat de in het persbericht geuite beschuldigingen enige kern van waarheid bevatten. Die beschuldigingen worden in de door [eiser] opgestelde rectificatie als volgt samengevat: [eiser] zou zich als President van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten schuldig hebben gemaakt aan corruptie, criminele handelingen en betrokkenheid bij financiële malversaties en ervoor hebben gezorgd dat de Centrale Bank ruim 8 miljoen gulden aan publiek geld zou hebben gestoken in de zogenaamde SI-campagne voorafgaande aan het referendum van 2009.
3. [
eiser] stelt daartoe dat hij door de hiervoor onder 1d. aangehaalde passages in het persbericht ernstig in zijn eer en goede naam is aangetast. Hij wordt daardoor nadrukkelijk in verband gebracht met corruptie, criminele handelingen en betrokkenheid bij financiële malversaties. De beschuldigingen zijn onjuist en vinden geen enkele steun in de feiten dan wel in het door KFO in het persbericht genoemde feitenmateriaal. Concrete feiten, zoals vervolging door het Openbaar Ministerie of een veroordelend vonnis, waarop de beschuldigingen van corruptie en criminele handelingen kunnen worden gebaseerd, heeft KFO niet aangedragen. Het aangehaalde rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2009 biedt geen enkele steun voor de conclusie dat [eiser] ruim 8 miljoen gulden heeft aangewend ter financiering van het JA-kamp, voorafgaande aan het referendum van 2009. KFO zal moeten bewijzen dat dit zo is. Ten slotte is [eiser] geen gelegenheid geboden tot weerwoord voordat het persbericht werd gepubliceerd.
4.
KFO heeft verweer gevoerd, waarop, voor zover van belang, hierna zal worden ingegaan.
Beoordeling
5.
Toewijzing van het gevorderde zal in beginsel een beperking inhouden van het in artikel 10 eerste lid EVRM neergelegde grondrecht van KFO op vrijheid van meningsuiting. Dat recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 tweede lid EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake wanneer de uitlatingen van KFO onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek. Voor het antwoord op de vraag welk recht – het recht op vrije meningsuiting of het recht ter bescherming van de goede naam – in dit geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Het belang van [eiser] is dat hij niet mag worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het belang van KFO is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend of waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag moet geven, hangt af van de omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de ernst van de beschuldigingen, van de inbreuk op de goede naam en – bezien vanuit het algemeen belang - van de misstand die publicatie aan de kaak wil stellen, alsmede de mate waarin de beschuldigingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
6.
Bij de beoordeling kan niet worden volstaan met het achter elkaar zetten van alle negatieve bewoordingen uit het persbericht, gevolgd door de conclusie dat sprake is van onrechtmatige aantasting van eer en goede naam, zoals [eiser] lijkt te doen.Het gaat erom wat er precies staat en in welk verband bepaalde bewoordingen zijn gebruikt. Zo wordt met “de criminele handelingen” in passage I gezien de context klaarblijkelijk niet meer bedoeld dan te verwijzen naar de aangifte bij het Openbaar Ministerie tegen [eiser] van volgens de aangevers strafbare handelingen, welke aangifte niet tot een vervolging heeft geleid. Dat is op zichzelf niet onrechtmatig. Verder fulmineert KFO in de gewraakte passages op meerdere plaatsen tegen het SI-kamp. Termen als “de vuile en criminele campagne” en “club teken” (set karpatanan) zijn gericht tegen het SI-kamp en vormen geen aantasting van de eer en goede naam van [eiser]. Wel een zware beschuldiging aan zijn adres is dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan corruptieve handelingen en malversaties. De vraag is of en in hoeverre die beschuldigingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal.
7.
In het persbericht worden twee concrete misstanden genoemd, waarbij [eiser] betrokken zou zijn. In passage I gaat het over de kwestie van het pensioen en de zaken bij Hotel Renaissance, de overige passages hebben alle betrekking op de kwestie van de ruim 8 miljoen gulden overheidsgeld. Op de eerste kwestie is [eiser] in dit geding geheel niet ingegaan. Over de tweede kwestie heeft hij zich inhoudelijk evenmin uitgelaten, afgezien van zijn hiervoor onder 3. weergegeven standpunt dat het rapport van de Rekenkamer geen steun biedt voor de beschuldigingen en dat het aan KFO is om haar beschuldigingen te bewijzen. Deze beide kwesties zullen hierna worden besproken, waarbij moet worden uitgegaan van wat daarover enerzijds is gesteld en anderzijds niet of onvoldoende is betwist.
8.
Over de eerste kwestie heeft KFO onweersproken gesteld dat Banco di Caribe leningen voor een bedrag van in totaal Naf. 3.000.000,00 heeft verstrekt aan de vlakbij het Renaissance Hotel gevestigde kledingbedrijven Curaçao Fashion Group N.V., voorheen Armani Exchange N.V., en Adolfo Dominguez Curaçao N.V., waarvan René Raoul Lourents, werkzaam bij de Centrale Bank en als zodanig ondergeschikte van [eiser], toen enig aandeelhouder en statutair bestuurder was.De bankrekeningen van die bedrijven werden destijds beheerd door deze Lourents en door Yanet de Castro, de toenmalige vriendin van [eiser], die tevens was belast met de bedrijfsvoering in Curaçao Fashion Group. [eiser] heeft persoonlijk als borg garant gestaan voor deze leningen. Er zijn geen aanwijzingen dat hij in dit verband zelf geld heeft ingebracht of gestort, dan wel zekerheid heeft verschaft. Van het geleende geld is vervolgens een bedrag van US$ 400.000 overgemaakt naar de stichting ET Pensioenen, de persoonlijke pensioenstichting van [eiser]. Toen een en ander aan het licht kwam, heeft ET Pensioenen het bedrag onmiddellijk teruggestort en is Lourents als statutair bestuurder vervangen.
9.
KFO concludeert dat de lening is afgesloten en voor een substantieel deel ten goede was gekomen aan [eiser], zonder dat daarvoor de gebruikelijke tegenprestaties moesten worden verricht. Zij wijst er in dit verband nog op dat Banco di Caribe, die de lening verstrekte, enige tijd daarvoor was overgenomen en dat de Centrale Bank, die toezicht op het kredietwezen uitoefent, de overheid had voorzien van positieve adviezen daarover. Volgens KFO heeft [eiser] hiermee als president van de Centrale Bank een gift aanvaard. Aangezien commerciële ondernemers zelden zonder enig zelfbelang voordelen aan derden verschaffen, is volgens KFO welhaast per definitie sprake van een voordeel gericht op oneigenlijke beïnvloeding en dus een corruptieve handeling.
10.
Voor de kwestie van 8 miljoen heeft KFO verwezen naar het door haar overgelegde rapport van bevindingen van de Algemene Rekenkamer Curaçao, voortvloeiende uit de controle van de jaarrekeningen 2008 en 2009 van het Land de Nederlandse Antillen. Onder punt 4.19 “Kosten Bank Nederlandse Antillen (BNA)” staat daarin onder meer een tabel met een specificatie van kosten die de Centrale Bank over de periode 2006 tot en met 2010 in rekening heeft gebracht aan het Land, dan wel heeft verrekend met aan het Land verschuldigd dividend. Het gaat om 10 posten met een totaal van Naf. 8.249.479,00. Daaronder zijn onder meer de posten “advieskosten buitenlandse consultant” , “advieskosten consultant A te Curaçao”, “advieskosten consultant B te Curaçao”, “informatieprogramma” en “reiskosten reisbureau”. Volgens schriftelijke mededeling van de Centrale Bank aan de Rekenkamer zouden deze kosten onder meer verband houden met constitutionele hervormingen. De Rekenkamer vermeldt dat zij heeft verzocht bepaalde onderliggende documenten te mogen inzien, maar dat de Centrale Bank daaraan geen gevolg heeft gegeven. Aangezien de documenten ook niet bij het Land werden aangetroffen, heeft de Rekenkamer de rechtmatigheid van de kosten niet kunnen vaststellen. Indien het daadwerkelijk om voorgefinancierde kosten van het Land gaat, zoals door de Centrale Bank mondeling aan de Rekenkamer was meegedeeld, dan hebben deze uitgaven geheel buiten het reguliere begrotingsproces plaatsgevonden en is daarmee het budgetrecht van de Staten geschonden, aldus de Rekenkamer. Indien het geen voorgefinancierde kosten van het Land betreft, dan heeft de Centrale Bank volgens de Rekenkamer ten onrechte gelden ingehouden op het verschuldigde dividend en is het Land hierdoor financieel benadeeld.
11.
KFO stelt dat hiermee vaststaat dat sprake is van financiële malversaties. Als het om zulke grote sommen gemeenschapsgeld gaat dient volgens haar verslag te worden gedaan en verantwoording te worden afgelegd, maar [eiser] hult zich in stilzwijgen. Bij gebreke van enige uitleg heeft KFO zelf een theorie ontwikkeld:
De groep NO wilde destijds een autonoom Curaçao, vergelijkbaar met de autonome Nederlandse Antillen. Het was de SI-groep, waaronder de toenmalige regering van de Nederlandse Antillen, die constitutionele veranderingen wilde in de vorm van de consensus rijkswetten. Als er voorafgaand aan het referendum van 2009 consultants over constitutionele veranderingen in de arm werden genomen, dan waren dat consultants van de toenmalige regering en ging het dus om advies over de consensus rijkswetten ten behoeve van optie JA. Het van overheidswege beïnvloeden van een referendum is een ernstige misstand, aldus KFO.
12.
Gelet op wat daarover onder 8. en 10. is vastgesteld, en op de belangrijke functie van president van de Centrale Bank die [eiser] vervult, gaat het in beide kwesties mogelijk om ernstige misstanden. Het heeft er immers alles van weg dat de president van de Centrale Bank een aanzienlijk voordeel, althans een uitzonderlijke voorkeursbehandeling, heeft genoten, hem verschaft door een instantie waarop zijn Centrale Bank toezicht moet houden. Verder wenst de Centrale Bank onder zijn leiding kennelijk zelfs aan de Rekenkamer geen openheid te verschaffen over een aanzienlijk bedrag aan overheidsgeld, waarvan voorafgaand aan het referendum van 2009 onbekend gebleven consultants zijn betaald. De in dit verband bij het publiek bekend geworden feiten vragen dringend om een verklaring. [eiser] heeft die verklaring niet gegeven, destijds niet, sindsdien niet, en ook niet in dit geding. Daarmee heeft hij een toenemend verhit publiek debat hierover op gang gebracht en heeft hij over zichzelf afgeroepen dat anderen aan de bekend geworden feiten en aan zijn voortdurend zwijgen daarover hun eigen uitleg geven.
13.
De uitleg van KFO is niet op het eerste gezicht onzinnig of zonder enige grond. In de gegeven omstandigheden is het niet aan haar om meer feitenmateriaal aan te dragen, maar is het aan [eiser], die over alle informatie en stukken beschikt, om duidelijk te maken hoe de vork dan wèl in de steel zit. Gesteld noch gebleken is dat dit feitelijk onmogelijk is, of dat daaraan redenen van landsbelang in de weg zouden staan. De beschuldiging dat de Centrale Bank een bedrag van Naf. 8 miljoen gulden heeft aangewend, ten einde de uitkomst van het referendum van 2009 te beïnvloeden, die in de passages II, III, IV en V in verschillende varianten terugkeert, is onder deze omstandigheden dan ook niet onrechtmatig. Gelet op de hiervoor onder 10. aangehaalde bevindingen van de Rekenkamer, is het evenmin onrechtmatig om te spreken van malversaties, als het gaat om het voor de Rekenkamer niet op rechtmatigheid toetsbare bedrag van ruim Naf. 8 miljoen aan kosten.
14.
Over de pensioenkwestie heeft KFO in passage I gesteld dat er sterke aanwijzingen zijn dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan corruptieve handelingen. In passage VI merkt KFO het buiten het reguliere begrotingsproces houden van de Naf. 8 miljoen en het beweerdelijke aanwenden daarvan om het referendum te beïnvloeden aan als corruptieve handelingen. ‘Corruptief’ komt in de meeste Nederlandse woordenboeken niet voor, maar lijkt te zijn ontleend aan het Engelse ‘corruptive’, dat is ‘omkoping/bederf in de hand werkend’.
Mede in aanmerking genomen dat in de context van een verhit publiek debat over zaken van algemeen belang, zoals hier aan de orde - in de woorden van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens - “a degree of exaggeration should be tolerated” en dat de uitingsvrijheid zich ook uitstrekt tot uitingen “that offend, shock or disturb”, moet het recht op vrijheid van meningsuiting ook hier de doorslag geven en worden deze uitlatingen in dit verband niet onrechtmatig geacht.
15. [
eiser] heeft nog gesteld dat hem nooit de gelegenheid is gegeven te reageren op de voorgenomen publicatie, maar dat maakt die publicatie op zichzelf niet onrechtmatig. Overigens lijkt het weinig zinvol om een reactie te vragen aan iemand die tot dan toe ondanks dringende verzoeken daartoe nergens op heeft gereageerd.
16.
De slotsom is dat de gevraagde voorzieningen moeten worden geweigerd. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser] verwezen in de proceskosten, aan de zijde van KFO, die zonder gemachtigde is verschenen, begroot op nihil. De uren die de bestuursleden van KFO aan de zaak hebben besteed vallen niet onder de kosten waarvoor het liquidatietarief een vergoeding inhoudt.
Beslissing
Het Gerecht:
- weigert de gevraagde voorzieningen;- verwijst [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van KFObegroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, lid van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2014, in aanwezigheid van de griffier.