Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
01-06-2010, Stb. 2010, 210 (uitgifte: 15-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2010, Stb. 2010, 225 (uitgifte: 22-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Een rechterlijk ambtenaar wordt bij een eerste benoeming in een ambt door Onze Minister onderscheidenlijk, indien het een benoeming bij een gerechtshof of rechtbank betreft, door het bestuur van het betrokken gerecht voor een al dan niet volledige arbeidsduur aangesteld.
2.
Op zijn eigen verzoek kan de arbeidsduur waarvoor een rechterlijk ambtenaar is aangesteld door Onze Minister onderscheidenlijk, indien het een benoeming bij een gerechtshof of rechtbank betreft, het gerechtsbestuur worden gewijzigd.
3.
Onze Minister neemt een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid niet dan nadat hij hierover het advies heeft ingewonnen van de functionele autoriteit.
4.
Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 5f, tweede lid, van de wet.