Einde inhoudsopgave
Besluit algemene rechtspositie politie
Artikel 12
Geldend
Geldend van 14-11-2024 tot 01-01-2040
- Bronpublicatie:
09-11-2024, Stb. 2024, 340 (uitgifte: 13-11-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
14-11-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-2024, Stb. 2024, 340 (uitgifte: 13-11-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het bevoegd gezag stelt de arbeids- en rusttijden vast.
2.
Het bevoegd gezag kan in een regeling als bedoeld in artikel 1:4, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet afspraken maken inzake rusttijd en pauze, de arbeidstijd, arbeid op zondag en arbeid in nachtdienst, met dien verstande dat in die regeling geen afspraken worden opgenomen die afwijken van het bepaalde in dit artikel en de krachtens het zeventiende lid vastgestelde landelijke regels inzake arbeidstijden.
3.
De arbeidstijd bedraagt gemiddeld 36 uur per week. De arbeidstijd van de ambtenaar met een functie waarvoor salarisschaal 15 of hoger geldt, bedraagt gemiddeld 39,6 uur per week. De arbeidstijd van chauffeurs bedraagt gemiddeld 48 uur per week.
4.
Voor de ambtenaar met een volledige betrekking bedraagt het aantal te werken uren per jaar: het aantal kalenderdagen per jaar, verminderd met:
- a.
het aantal zaterdagen en zondagen, en
- b.
Nieuwjaarsdag, Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Tweede Pinksterdag, de beide kerstdagen, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd, en 5 mei, voor zover deze dagen niet vallen op een zaterdag of een zondag, vermenigvuldigd met 7,2.
5.
Het in het vierde lid berekende product wordt verhoogd met 1% voor de ambtenaren bedoeld in artikel 30e, eerste lid, onderdelen a en c.
6.
Voor de ambtenaar met een andere betrekking dan een volledige betrekking bedraagt het aantal te werken uren per jaar een evenredig deel van het aantal te werken uren volgens de systematiek van de in het vierde en vijfde lid opgenomen berekeningswijze.
7.
Het aantal te werken uren, bedoeld in het vijfde en zesde lid, wordt rekenkundig op hele uren afgerond.
8.
Het bevoegd gezag stelt voorafgaand aan ieder kalenderjaar voor de bij hem werkzame ambtenaren een indicatief jaarrooster op, waarin voor iedere ambtenaar wordt vermeld op welke dagen hij zal werken en op welke dagen hij vrij zal zijn in dat kalenderjaar. De ambtenaar kan aan dit indicatieve jaarrooster geen rechten ontlenen.
9.
Uiterlijk 28 dagen voor aanvang van de periode van 28 dagen waarop het betrekking heeft, maakt het bevoegd gezag het perioderooster bekend waarin op grond van artikel 4:2, derde lid, van de Arbeidstijdenwet de vrije zondagen en wekelijkse rust worden vastgesteld. Een verschuiving van een vastgestelde vrije zondag of wekelijkse rust wordt vastgesteld in het dienstrooster, bedoeld in het tiende lid.
10.
Uiterlijk zeven dagen voor aanvang van de periode van 28 dagen waarop het betrekking heeft, maakt het bevoegd gezag het dienstrooster bekend waarin wordt vastgesteld op welke dagen arbeid wordt verricht en welke dagen vrije dagen zijn. Een verschuiving van een vastgestelde vrije dag wordt vastgesteld in het dagrooster, bedoeld in het twaalfde lid.
11.
Een vrije dag, als bedoeld in het tiende lid, is een kalenderdag waarop geen dienst dan wel activiteiten door het bevoegd gezag zijn vastgesteld. Een kalenderdag waarop vakantie is vastgesteld en geen dienst dan wel activiteiten zijn vastgesteld wordt gelijkgesteld aan een vrije dag, als bedoeld in het tiende lid.
12.
Uiterlijk zeven dagen voor de dag waarop dienst moet worden gedaan, maakt het bevoegd gezag het dagrooster bekend waarin wordt vastgesteld welke de tijdstippen zijn van aanvang en einde van de dienst. Een verschuiving van de vastgestelde tijdstippen van aanvang en einde van de dienst binnen deze zeven dagen kan uitsluitend:
- a.
met instemming van de betrokken ambtenaar en na schriftelijke vastlegging of
- b.
indien op grond van artikel 2:2 of 2:5 van de Arbeidstijdenwet die wet niet van toepassing is.
13.
Een verschuiving als bedoeld in het twaalfde lid heeft niet tot gevolg dat in het dagrooster een minder aantal te werken uren wordt opgenomen dan het voorafgaande aan die verschuiving in het dagrooster reeds vastgestelde aantal te werken uren.
14.
Consignatie wordt slechts opgedragen:
- a.
boven de voor de ambtenaar krachtens dit artikel vastgestelde diensttijden, en
- b.
tot een door het bevoegd gezag of een daartoe aangewezen ambtenaar vast te stellen aantal uren per jaar.
De opgedragen consignatie is geen dienst of activiteit in de zin van het elfde lid.
15.
Geen consignatie wordt opgedragen tijdens:
- a.
de periode van wekelijkse rust, bedoeld in artikel 5:5 van de Arbeidstijdenwet;
- b.
vakantie als bedoeld in hoofdstuk IV;
- c.
verlof als bedoeld in hoofdstuk VI en artikel 27, zevende, achtste, tiende en twaalfde lid, van het Besluit bezoldiging politie.
De uren waarmee de gemiddelde arbeidstijd per week wordt verminderd, bedoeld in artikel 13a, vierde lid, worden voor de toepassing van dit lid niet aangemerkt als verlof.
16.
Indien het bevoegd gezag de ambtenaar niet houdt aan het verrichten van de dienst, zoals vastgesteld in het dagrooster, of indien het bevoegd gezag die dienst verkort zonder instemming van de ambtenaar, en een van deze gevallen aan de ambtenaar meedeelt in de periode vanaf vier dagen tot aan de dag waarop de dienst moest worden gedaan, wordt de ambtenaar geacht de volledige dienst te hebben verricht.
17.
De dienst voorafgaand aan een vrije dag dient uiterlijk om 23.00 uur te eindigen en na een vrije dag kan de dienst niet eerder beginnen dan om 07.00 uur. Het tijdstip van 07.00 uur kan door het bevoegd gezag in overeenstemming met de ondernemingsraad worden vervroegd naar 06.00 uur.
18.
Een ambtenaar heeft in een kalenderjaar recht op:
- a.
ten minste 21 vrije zondagen welke aansluiten op een vrije dag, dan wel
- b.
22 periodes van twee aaneengesloten vrije dagen waarbij de aaneengesloten periode een zaterdag of één van de 21 hierboven genoemde vrije zondagen omvat.
Het bevoegd gezag verdeelt de te werken zondagen zo evenredig mogelijk over de ambtenaren. Deze verdeling wordt jaarlijks bezien.
19.
Op verzoek van de ambtenaar kan worden afgeweken van het vijftiende lid, onderdeel a, het zeventiende en het achttiende lid, onderdeel a.
20.
Indien op verzoek van de ambtenaar wordt afgeweken van het achttiende lid, onderdeel a, heeft de ambtenaar in een kalenderjaar recht op 22 periodes van twee aaneengesloten vrije dagen.
21.
Onze Minister kan ter uitvoering van dit artikel nadere regels stellen.