RvdW 2011/685
Procesrecht. Het betoog dat het hof bij zijn afwijzing van het verzoek tot verbetering van een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout art. 31 Rv verkeerd zou hebben toegepast, rechtvaardigt geen uitzondering op de uitsluiting van een hogere voorziening tegen de weigering van de verzochte aanvulling, neergelegd in het vierde lid van art. 31 Rv.
HR 27-05-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP9036
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 mei 2011
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, F.B. Bakels
- Zaaknummer
10/03330
- Conclusie
A-G Wesseling-van Gent
- LJN
BP9036
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP9036, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑05‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP9036, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑03‑2011
Essentie
Procesrecht. Het betoog dat het hof bij zijn afwijzing van het verzoek tot verbetering van een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout art. 31 Rv verkeerd zou hebben toegepast, rechtvaardigt geen uitzondering op de uitsluiting van een hogere voorziening tegen de weigering van de verzochte aanvulling, neergelegd in het vierde lid van art. 31 Rv.
Partij(en)
[De vrouw], te [woonplaats], verzoekster tot cassatie, adv.: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
tegen
[De man], te [woonplaats], verweerder in cassatie, niet verschenen.
Conclusie
Conclusie A-G mr. Wesseling-van Gent:
In deze zaak is aan de orde of het niet bruteren ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.