Rb. Amsterdam, 06-10-2009, nr. 439874 / KG ZA 09-2154 SR/MV
ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ9411, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
06-10-2009
- Magistraten
Mr. Sj.A. Rullmann
- Zaaknummer
439874 / KG ZA 09-2154 SR/MV
- LJN
BJ9411
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ9411, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 06‑10‑2009; (Kort geding)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2010:BM3468, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
art. 162 Burgerlijk Wetboek Boek 6
- Vindplaatsen
JAR 2009/267 met annotatie van mr. E. Knipschild
AR-Updates.nl 2009-0742 met annotatie van
VAAN-AR-Updates.nl 2009-0742
Uitspraak 06‑10‑2009
Inhoudsindicatie
Een viertal vakbonden heeft een staking aangekondigd voor woensdag 7 oktober 2009 bij het openbaar vervoer in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De staking is aangekondigd als protest tegen het verhogen van de AOW leeftijd van 65 naar 67 jaar. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft op vordering van de drie vervoersmaatschappijen (GVB, RET en HTM) geoordeeld dat de staking niet is geoorloofd. Het betreft een zogenaamde politieke staking die zich richt tegen de overheid. Het betreft niet een staking die als doel heeft het beïnvloeden van arbeidsvoorwaardenoverleg tussen vakbonden en werkgevers.
Mr. Sj.A. Rullmann
Partij(en)
Vonnis in kort geding van 6 oktober 2009
in de zaak van
de naamloze vennootschap
HTM PERSONENVERVOER N.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseres bij concept-dagvaarding van 5 oktober 2009,
advocaat mr. M.J.M.T. Keulaerds te Den Haag,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Utrecht,
advocaat mr. R. van der Stege te Utrecht,
gedaagde, vrijwillig verschenen.
Partijen zullen hierna ook HTM en FNV worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 6 oktober 2009 heeft HTM gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte concept-dagvaarding. FNV heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening.
De zaak is gevoegd behandeld met de zaak die RET heeft aangespannen tegen Abvakabo en VOR (met nummer KG 09/2153 - 439860) en met de zaak die GVB heeft aangespannen tegen Abvakabo en ABGP (met nummer KG 09/2150 - 439778). De in alle drie de zaken naar voren gebrachte standpunten gelden in alle drie de zaken.
HTM en FNV hebben producties en pleitnota's in het geding gebracht.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 6 oktober 2009 de beslissing in verkorte vorm gegeven en is ter zitting meegedeeld dat de uitwerking hiervan op 20 oktober 2009 zal volgen. In die uitwerking zullen in ieder geval de overwegingen worden opgenomen die hierna onder 4 worden vermeld.
2. De feiten
2.1.
De feiten volgen bij de uitwerking.
3. Het geschil
3.1.
HTM vordert — kort gezegd — FNV te gebieden binnen twee uur na betekening van dit vonnis hun leden op te roepen de voor 7 oktober 2009 aangekondigde werkonderbreking geen doorgang te laten vinden, op straffe van dwangsommen.
3.2.
Het standpunt van HTM volgt bij de uitwerking.
3.3.
Het verweer van FNV volgt bij de uitwerking.
4. De beoordeling
4.1.
Het recht op het voeren van collectieve acties van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden, waaronder begrepen het stakingsrecht, wordt in beginsel beheerst door de bepalingen van het ESH (Europees Sociaal Handvest), dat in Nederland van kracht is sedert mei 1980. In artikel 6 aanhef en onder lid 4 van het ESH wordt het recht van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden op collectief optreden erkend in gevallen van belangengeschillen met werkgevers, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. Wordt een collectieve actie gedekt door artikel 6 lid 4 ESH, dan brengt dat mee dat deze in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de met haar beoogde en op de koop toe genomen schadelijke gevolgen voor de bestaakte werkgever en derden.
4.2.
De bonden hebben verklaard dat de staking een actie is tegen de overheid om de AOW leeftijd op 65 jaar te houden. De vraag is of sprake is van een belangengeschil met de werkgevers. Dat is tot 1 oktober 2009 zeker het geval geweest. Thans is het woord aan de regering en de Tweede Kamer. Nu op dit moment geen gezamenlijk probleem van een werkgever en werknemers dat zich leent voor een oplossing door collectieve onderhandelingen aan de orde is, heeft een staking op dit moment geen invloed op de onbelemmerde uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Dat dat eventueel later het geval kan zijn, speelt thans nog geen rol. Aan het voorgaande kan niet afdoen dat de regering of politieke partijen mogelijk eerder zullen zwichten voor het verlangen om de AOW gerechtigde leeftijd op 65 jaar te houden als er gestaakt wordt. Artikel 6 lid 4 ESH is er op gericht om de machtsverhouding tussen de bij een belangengeschil betrokken partijen door het recht op collectieve actie in evenwicht te brengen, maar niet op meer dan dat, met name niet op het onder druk zetten van de overheid, die nog geen definitief standpunt over een bepaalde kwestie naar buiten heeft gebracht. De slotsom van het voorgaande is dat de door de bonden aangekondigde staking tegen het voornemen van de regering om de AOW leeftijd te verhogen thans niet valt onder de reikwijdte van artikel 6 lid 4 ESH. Dit betekent dat een oproep van de bonden om 7 oktober 2009 te staken onrechtmatig is, tenzij er sprake is van feiten of omstandigheden die rechtvaardigen dat de leden van de vakbonden hun werkzaamheden niet uitvoeren. Van een dergelijke rechtvaardiging is thans geen sprake. De staking levert onmiskenbaar schade op voor HTM en ook voor derden, terwijl de bonden andere mogelijkheden hebben hun ongenoegen over het verhogen van de AOW leeftijd aan de overheid kenbaar te maken.
4.3.
Er zal geen dwangsom aan de veroordeling worden verbonden omdat FNV heeft toegezegd zich aan dit vonnis te zullen houden en er geen reden is om aan die toezegging te twijfelen.
4.4.
FNV zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld die zijn gevallen aan de zijde van HTM.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt FNV om binnen twee uur na betekening van dit vonnis hun bij HTM werkzame leden op te roepen de voor woensdag 7 oktober 2009 aangekondigde werkonderbreking geen doorgang te laten vinden,
5.2.
veroordeelt FNV in de proceskosten, aan de zijde van HTM tot op heden begroot op € 262,- aan vastrecht en op € 816,- aan salaris procureur,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2009.