CRvB, 26-03-2021, nr. 19/2846 WAJONG
ECLI:NL:CRVB:2021:694
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
26-03-2021
- Zaaknummer
19/2846 WAJONG
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2021:694, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 26‑03‑2021; (Hoger beroep)
Uitspraak 26‑03‑2021
Inhoudsindicatie
Herziening en terugvordering Wajong-uitkering op de grond dat appellant door zijn inkomsten teveel aan Wajong/uitkering heeft ontvangen. Geen aanleiding om te oordelen dat het Uwv de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (Beleidsregels) in het geval van appellant niet op consistente wijze heeft toegepast. Het had appellant redelijkerwijs duidelijk kunnen en moeten zijn dat de inkomsten van invloed konden zijn op zijn recht dan wel op de hoogte van zijn uitkering. Geen spraken van dringende redenen om van terugvordering af te zien.
Partij(en)
19 2846 WAJONG
Datum uitspraak: 26 maart 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
16 mei 2019, 18/4206 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.G. van Westrenen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft door middel van videobellen plaatsgevonden op
12 februari 2021. Appellant is niet verschenen. Voor het Uwv heeft deelgenomen mr. M.J. van Steenwijk.
OVERWEGINGEN
1.1.
Aan appellant is in 2009 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) toegekend.
1.2.
Bij besluit van 15 januari 2016 heeft het Uwv appellant toestemming gegeven om van
15 januari 2016 tot en met 15 maart 2016 op een onbetaalde proefplaats via [B.V.] in het UMC [plaatsnaam] te gaan werken. Het Uwv heeft appellant meegedeeld dat als hij betaald wordt voor werken op de proefplaats, dit doorgegeven moet worden. Dan is er geen sprake van onbetaald werk en moet het Uwv de uitkering aanpassen.
1.3.
Appellant is door tussenkomst van een door het Uwv ingehuurd Jobcoachingsbedrijf van 6 maart 2016 tot en met 16 februari 2018 betaald te werkgesteld bij het UMC voor twintig uur per week en is aansluitend in vaste dienst gekomen. Appellant heeft op 1 februari 2018 aan het Uwv doorgegeven dat hij meer uren is gaan werken. Bij besluit van 1 maart 2018 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat de Wajong-uitkering over de periode van 1 maart 2016 tot en met 31 januari 2018 wordt herzien en de over deze periode onverschuldigd betaalde uitkering tot een bedrag van €12.094,11 (bruto) van appellant wordt teruggevorderd.
1.4.
Bij besluit van 20 juli 2018 (bestreden besluit) heeft het Uwv, voor zover van belang, het bezwaar van appellant, gericht tegen het besluit van 1 maart 2018, ongegrond verklaard.
2.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vooropgesteld dat appellant door zijn inkomsten te veel Wajong-uitkering heeft ontvangen. De rechtbank heeft geen aanleiding om te oordelen dat het Uwv de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (Beleidsregels) in het geval van appellant niet op consistente wijze heeft toegepast. Het had appellant redelijkerwijs duidelijk kunnen en moeten zijn dat de inkomsten van invloed konden zijn op zijn recht dan wel op de hoogte van zijn uitkering. Bij besluit van 15 januari 2016 over de proefplaatsing heeft het Uww aan appellant immers meegedeeld, dat als geen sprake is van onbetaald werk, het Uwv de Wajong-uitkering aanpast. Dat appellant, zoals hij ook heeft gesteld, ingewikkelde beslissingen niet kan overzien, maakt het oordeel niet anders. Van de directe omgeving van appellant mag redelijkerwijs worden verwacht dat zij de belangen van appellant behartigen. In dit geval is hij ook daadwerkelijk geholpen door zijn oom. Daarnaast is ook uit de stukken gebleken dat hij werd begeleid door een jobcoach. Het Uwv heeft dan ook de Wajong-uitkering over de periode van 1 maart 2016 tot en met 31 januari 2018 terecht met terugwerkende kracht herzien. Het Uwv is verplicht de onverschuldigd betaalde uitkering van appellant terug te vorderen. De rechtbank is van oordeel dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor hem heeft. De rechtbank is voorts niet gebleken van rechtens te honoreren gewekte verwachtingen door het lang stilzitten van het Uwv. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is immers in de regel een expliciete en ondubbelzinnige toezegging van een bestuursorgaan vereist. Er is geen grond om hierover in het geval van appellant anders te oordelen. Van een toezegging als hiervoor bedoeld is geen sprake. Uit het enkele stilzitten van het Uwv gedurende bijna twee jaar vloeit niet voort dat het Uwv niet meer tot terugvordering van wat te veel is betaald kon overgaan.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv wist of had kunnen weten dat hij inkomsten had. Het Uwv heeft hem zelfs aan een baan geholpen via het ingeschakelde jobcoachingbedrijf en het Uwv heeft bij aanvang drie salarisstroken van hem ontvangen. Het Uwv heeft nagelaten de uitkering direct aan te passen, terwijl hij wist of had moeten weten van de inkomsten van appellant. Appellant heeft een beroep gedaan op dringende redenen. Het Uwv heeft deze toestand jaren laten bestaan, waarmee het vertrouwen is gewekt dat alles in orde was en sprake is van rechtens te honoreren verwachtingen. Appellant is van mening dat het Uwv af had moeten zien van terugvordering.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak ten onrechte verwezen naar bepalingen uit hoofdstuk 2 van de Wajong. Aangezien appellant voor 2010 in de Wajong is ingestroomd, zijn op hem de bepalingen uit hoofdstuk 3 van de Wajong van toepassing.
4.2.1.
Artikel 3:48 van de Wajong bevat een regeling voor het geval een jonggehandicapte inkomen geniet door arbeid te gaan verrichten. Hierin is onder meer bepaald dat die inkomsten worden verrekend met de uitkering en dat de uitkering in zoverre niet wordt betaald.
4.2.2.
Op grond van artikel 3:18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong wordt de uitkering die ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, door het Uwv herzien. Op grond van het tweede lid kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening af te zien, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4.2.3.
Op grond van artikel 3:56, eerste lid, van de Wajong wordt de uitkering die onverschuldigd is betaald, door het Uwv teruggevorderd. Op grond van het zesde lid kan het Uwv besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4.2.4.
De artikelen 3:18, eerste lid, aanhef en onder c en 3:48 van de Wajong bevatten bepalingen van dwingend recht. Tekst, doel en strekking van deze bepalingen staat toepassing met terugwerkende kracht niet in de weg. Onder omstandigheden kan toepassing met terugwerkende kracht echter in strijd zijn met algemene rechtsbeginselen zoals het rechtszekerheids- of vertrouwensbeginsel. Artikel 3, derde lid, van de Beleidsregels voorziet er daarom in dat door het Uwv van herziening met terugwerkende kracht wordt afgezien als het de verzekerde niet redelijkerwijs duidelijk was of duidelijk kon zijn dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verstrekt. De Beleidsregels worden naar vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van 16 juli 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN2197) aangemerkt als buitenwettelijk, begunstigend beleid. Dergelijk beleid dient door de bestuursrechter terughoudend te worden getoetst. Dit houdt in dat de aanwezigheid en de toepassing van dat beleid als een gegeven wordt aanvaard, met dien verstande dat wordt getoetst of een zodanig beleid op consistente wijze is toegepast.
4.3.
Gelet op het hiervoor genoemde beleid van het Uwv is doorslaggevend of het appellant in dit geval redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat zijn inkomsten van invloed konden zijn op zijn recht dan wel op de hoogte van zijn uitkering. Daarbij is niet relevant of sprake is geweest van fouten van het Uwv.
4.4.
De rechtbank wordt gevolgd in haar oordeel dat het appellant redelijkerwijs duidelijk had kunnen zijn dat de genoten inkomsten van invloed konden zijn op zijn recht op dan wel op de hoogte van zijn uitkering. De aan dit oordeel ten grondslag gelegde overwegingen van de rechtbank worden geheel onderschreven. Het Uwv heeft de Beleidsregels in het geval van appellant op consistente wijze toegepast door de Wajong-uitkering over de periode van
1 maart 2016 tot en met 31 januari 2018 met terugwerkende kracht te herzien en de over deze periode onverschuldigd betaalde uitkering van appellant terug te vorderen.
4.5.
De rechtbank wordt eveneens gevolgd in haar oordeel dat van dringende redenen om van terugvordering af te zien niet is gebleken. De overwegingen van de rechtbank op dit punt worden onderschreven. De Raad voegt daar nog aan toe dat van dringende redenen slechts sprake is indien als gevolg van de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële consequenties voor de betrokkene optreden. De omstandigheid dat door een fout van het Uww pas in 2018 tot herziening van de uitkering vanaf maart 2016 is overgegaan, ziet op het ontstaan - en niet op het gevolg - van de terugvordering en kan daarom niet als dringende reden worden aangemerkt.
4.6.
Uit 4.3 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2021.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) B.V.K. de Louw