Einde inhoudsopgave
Wet vrachtwagenheffing
Artikel 21 (bescherming persoonsgegevens, gebruikt door Onze Minister)
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
22-08-2022, Stb. 2022, 330 (uitgifte: 30-08-2022, kamerstukken: 35910)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-06-2024, Stb. 2024, 191 (uitgifte: 27-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Inrichting wegverkeer
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Belastingheffing van motorrijtuigen / Belasting van zware motorrijtuigen
Vervoersrecht / Wegvervoer
1.
Onze Minister is verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen persoonsgegevens en de vastgelegde gegevens, bedoeld in artikel 14, tweede lid, die verwerkt worden voor:
- a.
de heffing en invordering van de vrachtwagenheffing;
- b.
de handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
2.
Onze Minister bewaart de persoonsgegevens:
- a.
bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder a:
- 1°
totdat de termijn, bedoeld in artikel 3:307, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek is verstreken;
- 2°
niet langer dan zeven werkdagen, voor zover uit de vergelijking van de vastgelegde gegevens met de informatie, bedoeld in het vijfde lid, blijkt dat de heffing op de juiste wijze is berekend door de dienstaanbieder;
- b.
bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b:
- 1°
gedurende de termijn, bedoeld in artikel 5:45 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbinnen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd;
- 2°
totdat, voor zover van toepassing, een onherroepelijke bestuurlijke boete is betaald; of
- 3°
totdat de termijn van artikel 4:104 van de Algemene wet bestuursrecht is verstreken.
3.
Als de bestuurlijke boete op grond van artikel 18 wordt kwijtgescholden, worden de persoonsgegevens in afwijking van het tweede lid, onder b, onmiddellijk verwijderd.
4.
De persoonsgegevens, bedoeld in het eerste lid, worden door Onze Minister beschikbaar gesteld voor opname in het register, bedoeld in artikel 24, eerste lid.
5.
De informatie, bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder b, van de Wet implementatie EETS-richtlijn die door de dienstaanbieder wordt verstrekt, wordt door Onze Minister niet langer dan zeven werkdagen bewaard.
6.
Dit artikel laat overige wettelijk voorgeschreven bewaartermijnen onverlet.