Zie: 26 maart 2013, ECLI:NL:2013:BV9087, NJ 2013/544 m.nt. Borgers
HR, 26-06-2018, nr. 16/04956 P
ECLI:NL:HR:2018:1010
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26-06-2018
- Zaaknummer
16/04956 P
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:1010, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:681
ECLI:NL:PHR:2018:681, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑06‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:1010
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit hennepteelt in ruimtes A en E. Kan uit gebezigde b.m. worden afgeleid dat in ruimte A eerdere oogst heeft plaatsgevonden? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
26 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/04956 P
ARA/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 23 september 2016, nummer 21/006277-15, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2018.
Conclusie 19‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit hennepteelt in ruimtes A en E. Kan uit gebezigde b.m. worden afgeleid dat in ruimte A eerdere oogst heeft plaatsgevonden? HR: art. 81.1 RO.
Nr. 16/04956 P Zitting: 19 juni 2018 | Mr. D.J.C. Aben Conclusie inzake: [betrokkene] |
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 23 september 2016 het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 38.842,61 en aan de betrokkene ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel de verplichting opgelegd tot betaling van een bedrag van € 35.531,55 aan de staat.
2. Namens de betrokkene is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel behelst de klacht dat de schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4. De schatting van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, van 23 september 2016 in de strafzaak tegen veroordeelde, waarvan een kopie aan deze aanvulling is gehecht.
(het hof merkt op dat abusievelijk in het arrest de naam [betrokkene 1] is opgenomen, terwijl [betrokkene 1] werd bedoeld)
2. Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex artikel 36e lid 2 Sr, nummer 2014270939 (pagina’s 155, 157, 158, 159, 160, 161, 162, 164 en 165), in de wettelijke vorm opgemaakt op 22 januari 2015 door [verbalisant], hoofdagent van politie, inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van voornoemde verbalisant:
Ik, rapporteur [verbalisant], heb een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel van:
Voornamen: | [voornaam betrokkene] |
Achternaam: | [betrokkene] |
Geboortedatum: | [geboortedatum] 1979 |
Adres: | [a-straat 1] |
Postcode: | [postcode] |
Plaats: | [plaats] |
Aangetroffen planten
In de kwekerij stonden
Ruimte A minimaal 125 hennepplanten
Ruimte B minimaal 19 hennepplanten
Ruimte E minimaal 326 hennepplanten
Per m2 stonden er in ruimte A 10 hennepplanten
Per m2 stonden er in ruimte E 16 hennepplanten
Opbrengst hennep per plant
In het BOOM-rapport van 1 november 2010 is een tabel opgenomen met daarin de opbrengst per hennepplant.
De opbrengst aan hennep per plant van deze kwekerij is volgens de tabel:
Ruimte A minimaal 30,5 gram
Ruimte E minimaal 27,7 gram
Opbrengst hennep per oogst
De totale bruto opbrengst aan hennep per oogst bedraagt:
Ruimte A: 125 planten x 30,5 gram = 3,81 kilogram
Ruimte E: 326 planten x 27,7 gram = 9,03 kilogram
Financiële opbrengst per oogst
De daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep kon niet worden vastgesteld. Volgens het BOOM-rapport bedraagt dit minimaal € 3.280,= per kilogram.
Vaststelling eerdere oogst(en)
De vermelde eerdere oogst(en) is vastgesteld op basis van ingesteld onderzoek, waarbij de volgende aanwijzingen bleken.
Op kalk gelijkende afzetting
In de kweekruimte bevond zich een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten. De hoogte van de op kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwam overeen. Tevens werd er op een gebruikte tuinslang en het bevloeiingssysteem behoorlijke kalkafzetting aangetroffen, hetgeen duidt op een langere kweekperiode.
Op schimmel gelijkende afzetting
Op gebruikte gipsplaten, dakbeschot en gebruikt hout in de kweekruimte werd een op schimmel gelijkende aanslag aangetroffen, hetgeen duidde op een langere kweekperiode.
Stof op koolstoffilters
Het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. Het is aannemelijk dat de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat de koolstoffilters in de kwekerij waren bevestigd.
Stof op voorwerpen
Er lag stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen, de aanwezige elektra en het rotorblad van de ventilator.
Droogrekken
In ruimte D was een aantal droogrekken aangetroffen. Op deze droogrekken waren resten van hennepplanten aangetroffen.
Knipscharen
In de woonkamer waren knipschaartjes aangetroffen. Tevens werd er een cannacutter aangetroffen. Op deze knipschaartjes en de cannacutter bevonden zich hennepresten.
Potgrond/wortelresten
In de kruipruimte onder de woning was potgrond aangetroffen. De gehele kruipruimte lag van achter tot vooraan geheel vol. In deze potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten. Tussen de potgrond lagen verschillende lege jerrycans waarin zich een groeimiddel had bevonden ten bate voor de kweek van hennepplanten.
De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij zijn op basis van het rapport van het BOOM als volgt:
Ruimte A | ||
Afschrijvingskosten: | 1 oogst x € 150,= | € 150,= |
Hennepstekken: | 125 planten x € 2,85 | € 356,25 |
Variabele kosten: | 125 planten x € 3,33 | € 416,25 |
Knipkosten | 125 planten x € 0,21 | € 26,25 |
Ruimte E | ||
Afschrijvingskosten: | 1 oogst x 250,= | € 250,= |
Hennepstekken: | 326 planten x € 2,85 | € 929,10 |
Variabele kosten: | 326 planten x € 3,33 | € 1.085,58 |
Knipkosten | 326 planten x 0,31 | € 68,46” |
5. Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel relevant, voorts het volgende in:
“De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
(…)
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 38.842,61 (achtendertigduizend achthonderdtweeënveertig euro en eenenzestig eurocent).
Het hof komt als volgt tot deze schatting.
Op basis van de foto’s en de beschrijvingen zoals deze in het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij’ zijn opgenomen en die duiden op een professionele plantage, alsmede de bewezenverklaarde periode waarin verdachte wederrechtelijk elektriciteit heeft afgetapt (van 24 juni tot en met 28 oktober 2014) acht het hof aannemelijk dat in de woning van veroordeelde een volledige en succesvolle oogst, van een nagenoeg gelijke hoeveelheid planten als bij de ontdekking van de plantage werd aangetroffen is gerealiseerd. Het hof acht derhalve bewezen dat veroordeelde een hennepkwekerij heeft gehad van 470 planten en dat hij één keer heeft geoogst van 451 planten (te weten 125 planten in ruimte A en 326 planten in ruimte E).
(…)”
6. In de toelichting betoogt de steller van het middel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij niet kan worden afgeleid dat in ruimte A een eerdere oogst heeft plaatsgevonden. De berekening wederrechtelijk verkregen voordeel is voornamelijk gebaseerd op de vervuiling in ruimte E en de bevindingen ter zake de kalkafzetting, schimmel, stof op koolstoffilters en stof op voorwerpen worden in het rapport ondersteund met foto’s die niet afkomstig zijn van ruimte A, aldus de steller van het middel.
7. Krachtens art. 511f Sv kan de schatting van het op geld waardeerbare wederrechtelijk verkregen voordeel slechts worden ontleend aan wettige bewijsmiddelen. Ingevolge art. 511e , eerste lid, Sv (in eerste aanleg) en art. 511g, tweede lid, Sv (in hoger beroep) is op de uitspraak op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel art. 359, derde lid, Sv van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat die uitspraak de bewijsmiddelen moet vermelden waaraan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is ontleend met weergave van de inhoud daarvan, voor zover bevattende de voor die schatting redengevende feiten en omstandigheden.1.
8. Anders dan de steller van het middel aanvoert, kan uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid dat in beide ruimtes een eerdere oogst heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (bewijsmiddel 2) aanwijzingen zijn opgenomen die (wellicht) specifiek duiden op een (of zelfs meerdere) eerdere oogst(en) in ruimte E, neemt niet weg dat in dit rapport ook andere aanwijzingen zijn opgenomen die duiden op een eerdere oogst, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen beide ruimtes. Zo zijn in (een aparte) ruimte D resten van hennepplanten aangetroffen, in de woonkamer werden knipschaartjes en een cannacutter aangetroffen en in de kruipruimte onder de woning werd potgrond met daarin gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten aangetroffen alsmede lege jerrycans waarin zich een groeimiddel had bevonden ten bate van de kweek van hennepplanten. Blijkens de nadere bewijsoverweging van het hof heeft het hof bij zijn oordeel dat in beide ruimtes een eerdere oogst is gerealiseerd tevens de bewezenverklaarde periode waarin de verdachte wederrechtelijk elektriciteit heeft afgetapt (van 24 juni tot en met 28 oktober 2014) in aanmerking genomen (bewijsmiddel 1). ’s Hofs oordeel dat in beide ruimtes een eerdere oogst is gerealiseerd, acht ik dan ook niet onbegrijpelijk en bovendien toereikend gemotiveerd.
9. Het middel faalt.
10. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
11. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 19‑06‑2018